03 Instrumenten, schakelaars en bediening
03
}}
* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
83
Sleutelstanden
Met de transpondersleutel is het elektrische
systeem van de auto in verschillende standen
te zetten om het gebruik van verschillende
functies/systemen mogelijk te maken, zie
Sleutelstanden - functies in verschillende
standen (p. 83).
Contactslot met transpondersleutel uitgetrokken/
ingeduwd.
N.B.
Bij auto’s met Keyless*-functie hoeft u de
transportsleutel niet in het contactslot te
steken, maar kunt u deze bijvoorbeeld in
een binnenzak laten zitten. Voor meer
informatie over de functies van het Key-
less-systeem, zie Keyless Drive* (p. 181).
Transpondersleutel plaatsen
1. Houd de transpondersleutel beet aan de
kant van het afneembare sleutelblad en
plaats de transpondersleutel in het con-
tactslot.
2. Duw de transpondersleutel vervolgens tot
aan de aanslag in het slot.
BELANGRIJK
Vreemde voorwerpen in het contactslot
kunnen tot functiestoringen leiden of
schade aan het slot toebrengen.
De transpondersleutel niet verkeerd om
insteken – pak de sleutel beet aan het uit-
einde met het afneembare sleutelblad, zie
Afneembaar sleutelblad - verwijderen/
aanbrengen (p. 177).
Transpondersleutel uitnemen
Pak de transpondersleutel beet en trek deze
uit het contactslot.
Sleutelstanden - functies in
verschillende standen
Om bij uitgeschakelde motor het gebruik van
een beperkt aantal functies mogelijk te maken
is het elektrische systeem van de auto met de
transpondersleutel in 3 verschillende standen
te zetten: 0, I en II. In deze gebruikershandlei-
ding worden deze standen in algemene zin
aangeduid als ‘sleutelstanden’.
De volgende tabel geeft aan welke functies
beschikbaar zijn in de verschillende sleutel-
standen/niveaus.