03 Instrumenten, schakelaars en bediening
03
94
* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
Tunneldetectie*
De tunneldetectie zorgt voor overschakeling
van dagrijlicht op dimlicht bij het binnenrijden
van een tunnel. Ca. 20 seconden na het verla-
ten van de tunnel, wordt weer overgeschakeld
op dagrijlicht.
De functie Tunneldetectie is aanwezig op een
auto met een regensensor*. Wanneer u een
tunnel binnenrijdt, registreert de sensor dit en
wordt overgeschakeld van dagrijlicht naar
dimlicht. Ca. 20 seconden na het verlaten van
de tunnel, wordt weer overgeschakeld op
dagrijlicht. Als u na afloop van deze tijd een
andere tunnel inrijdt, blijft het dimlicht bran-
den. Zo wordt voorkomen dat de lichtinstel-
ling van de auto te vaak wordt gewijzigd.
Let erop dat de tunneldetectie alleen werkt,
als de verlichtingsdraaiknop in stand
staat.
Gerelateerde informatie
•
Groot licht/dimlicht (p. 94)
•
Bedieningspaneel verlichting (p. 91)
Groot licht/dimlicht
Wanneer de verlichtingsdraaiknop in stand
staat en het elektrische systeem van de
auto in sleutelstand II of als de motor loopt,
wordt in slechte lichtomstandigheden auto-
matisch het dimlicht ingeschakeld.
Met de verlichtingsdraaiknop in de stand
brandt altijd het dimlicht, wanneer de
motor loopt of als de sleutelstand II actief is.
Stuurhendel en verlichtingsdraaiknop.
Stand voor grootlichtsignalen
Stand voor groot licht
Dimlicht
Met de draaiknop in de stand wordt het
dimlicht automatisch geactiveerd als het gaat
schemeren of bij donker weer. Het dimlicht
wordt ook automatisch geactiveerd als de rui-
tenwissers of het mistachterlicht zijn geacti-
veerd.
Met de draaiknop in de stand
brandt
altijd het dimlicht, wanneer de motor loopt of
als de sleutelstand II actief is.
Grootlichtsignalen
Trek de stuurhendel voorzichtig tot in de
stand voor grootlichtsignalen naar het stuur-
wiel toe. Het groot licht brandt totdat u de
hendel loslaat.
Groot licht
Het groot licht is te ontsteken met de draai-
knop in stand
19
of
. Schakel het
groot licht in of uit door de stuurhendel tot in
de eindstand naar het stuurwiel te halen en
vervolgens los te laten.
Wanneer het groot licht ontstoken is, brandt
het symbool
op het instrumentenpa-
neel.
Verstralers*
Als de auto beschikt over verstralers, kunt u
in het menusysteem MY CAR selecteren of
deze gedeactiveerd moeten worden of aan/uit
moeten gaan in combinatie met het groot
licht
20
, zie MY CAR (p. 118).
19
Wanneer het dimlicht brandt.
20
Verstralers moeten op het elektrische systeem worden aangesloten door een werkplaats. Volvo adviseert u contact op te nemen met een erkende Volvo-werkplaats.