04 Klimaat
04
141
BELANGRIJK
Het is niet mogelijk de stoelventilatie in te
schakelen bij een interieurtemperatuur
lager dan 5 °C. Dit om te voorkomen dat
de passagier op de bewuste stoel te sterk
wordt afgekoeld.
Ventilator
Houd de ventilator altijd geactiveerd om te
voorkomen dat de ruiten beslaan.
N.B.
Als de ventilator volledig uitgeschakeld is,
start de airconditioning niet – wat kans op
beslagen ruiten kan geven.
Ventilatorknop
Draai aan de knop om de
ventilatorsnelheid te verho-
gen of te verlagen. Als AUTO
wordt gekozen, wordt de
ventilatorsnelheid automa-
tisch (p. 141) geregeld. De
eerder ingestelde ventilator-
snelheid wordt gedeactiveerd.
Gerelateerde informatie
•
Algemene informatie over de klimaatrege-
ling (p. 132)
•
Elektronische klimaatregeling, ECC
(p. 138)
Automatische regeling
De autofunctie regelt automatisch tempera-
tuur (p. 142), airconditioning (p. 142), ventila-
torsnelheid (p. 141), recirculatie (p. 144) en
luchtverdeling (p. 136).
Als u een of meer handma-
tige functies selecteert, wor-
den de overige functies nog
steeds automatisch gere-
geld. Alle handmatige instel-
lingen worden uitgeschakeld,
wanneer u op de knop AUTO
drukt. Op het display verschijnt
AUTO-
KLIMAAT.
U kunt de ventilatorsnelheid in de automati-
sche stand instellen in het menusysteem MY
CAR. Voor een beschrijving van het menusys-
teem, zie MY CAR (p. 118).
Gerelateerde informatie
•
Algemene informatie over de klimaatrege-
ling (p. 132)