21
Richtwaarden voor de mengdruk
De richtwaarden geven aan in welk bereik de mengdruk
ligt, na de grove afregeling volgens de instelwaarden voor
de stand van de luchtklep en stuwschijf, zoals aangegeven
in de diagramma’s.
De effectief bereikte waarden kunnen afhankelijk van de
vuurhaarddruk van de aangehaalde richtwaarden afwijken.
Opmerking
De afwijking van de basisinstelwaarden is des te groter,
naarmate de vuurhaarddruk afwijkt van de algemeen
gekende waarden van de norm EN 303. D.w.z. dat de
basisinstelwaarden resulteren uit de met het betreffende
vermogen overeenstemmende maximale
vuurhaardweerstand volgens EN 303.
Daarbij werden CO
2
-waarden van 13,0 % als basis
genomen.
Druk voor de menginrichting WL20Z-B en WL20Z-B-H
Mengdruk (mbar)
Brandervermogen
10.4 Richtlijnen bij de afregeling
Optimalisatie van de instelling en
verbrandingscontrole:
De verbrandingswaarden die bereikt werden met de
beschreven basisinstelling kunnen desgevallend verbeterd
worden, afhankelijk van de aard van installatie.
Voor optimalisatie van de instelling en voor een zuinige
werking van de installatie zijn rookgasmetingen
noodzakelijk. Door een exacte instelling moet mogelijk een
geringere luchtovermaat en een roetgetal ≤ 0,5 bereikt
worden. De warmtegenerator resp. de brander mag bij de
rookgasmeting geen ondichtheid en/of valse luchtintrede
vertonen.
De trek in de rookgasbuis moet zo constant mogelijk
gehouden worden. De onderrichtingen van de
constructeur van de warmtegenerator moeten daarbij
nauwgezet gevolgd worden.
Voor een zuinige werking is het nodig de
rookgastemperatuur te begrenzen, rekening houdend met
het feit dat bouwwijze, hoogte en doorsnede van de
schoorsteen een bepaalde minimum temperatuur eisen.
Daardoor wordt vermeden dat het dauwpunt
onderschreden wordt en dat condensatie in de
schoorsteen optreedt.
Bij de afregeling is het aangeraden metingen van de
schouwtrek uit te voeren aan de rookgasuitgang van de
warmtegenerator, alsook metingen van de onder- en
overdruk in de vuurhaard. Voor het meten van de
ventilatordruk is een aansluitpunt aan de brander
beschikbaar.
Mogelijkheden voor verbetering van de stabiliteit
Door het terugtrekken van de stuwschijf (rechts draaien
aan de instelschroef vergroot de afstand tussen stuwschijf
en vlambuis-voorkant), kan indien nodig de stabiliteit van
de verbranding verbeterd worden. Door het sluiten van de
luchtklep moet de luchtovermaat vervolgens opnieuw
gecorrigeerd worden. Zo wordt de mengsnelheid in het
bereik van de stuwschijf afgebouwd, hetgeen een
stabilisering van de vlam geeft.
Verder bestaat de mogelijkheid een iets grotere verstuiver
in te zetten en tegelijkertijd de pompdruk te verlagen. Ook
het veranderen van verstuiverfabrikaat kan de stabiliteit
beinvloeden.
De verbrandingswaarden moeten na elke ingreep
steeds gecontroleerd worden!
Deellast W20/1
en W20/2
Deellast W20/3
Vollast W20/1 en W20/2
Vollast W20/3