40
REINIGING EN ONDERHOUD
Haal de stekker van het apparaat uit het stopcontact,
voordat u reinigingswerkzaamheden gaat beginnen.
•
Reinig de binnenkant van het vriesvak tijdens het ontdooien.
•
Reinig het koelvak geregeld met een vochtige spons met lauw
water en/of een neutraal schoonmaakmiddel. Spoel en droog
met een zachte doek. Gebruik geen schuurmiddelen.
•
Reinig de buitenkant met een met water bevochtigde zachte
doek.
Gebruik geen schuurmiddelen of schuursponsjes, noch
vlekkenmiddelen
(bv. aceton, trichloorethyleen), of azijn.
•
Het koelvak wordt geheel automatisch ontdooid. Enkele
modellen hebben een afvoergat. Reinig de binnenkant van het
afvoergat van het dooiwater regelmatig met behulp van het
bijgeleverde gereedschap, om een constante en correcte
afvoer van het dooiwater te garanderen.
• Reinig regelmatig de condensator (radiator) aan de
achterkant van het apparaat en de sokkel met een
stofzuiger of een borstel.
Als u de vriezer voor langere tijd niet gebruikt
1.
Maak het vriesvak en het koelvak leeg.
2.
Haal de stekker van het apparaat uit het stopcontact.
3.
Ontdooi het vriesvak, reinig en droog beide vakken.
4.
Laat de deur open om te voorkomen dat er onaangename
geuren ontstaan.