28 29
Hoortoestel met oorstukje
Als het hoortoestel niet werkt
Werkt uw hoortoestel niet, dan kan dat zijn omdat:
• het hoortoestel niet is ingeschakeld. Controleer of de
batterijlade is gesloten.
• de batterij leeg is. Vervang de batterij.
• de geluidsuitgang in het oorstukje verstopt is. Maak
de geluidsuitgang schoon zoals beschreven op pa-
gina 25.
Is het hoortoestel niet luid genoeg, dan kan dat zijn
omdat:
• de batterij bijna leeg is. Vervang de batterij. Zorg er-
voor dat de batterij correct geplaatst wordt en dat
de batterijlade goed wordt gesloten.
• de geluidsuitgang of het oorstukje verstopt is. Maak
de geluidsuitgang schoon zoals beschreven op pa-
gina 25.
• uw gehoorgang verstopt is door oorsmeer. Raadpleeg
uw huisarts of KNO-arts.
• uw gehoor veranderd is. Raadpleeg uw KNO-arts
Fluit het hoortoestel voortdurend, dan kan het zijn
dat:
• uw gehoorgang verstopt is door oorsmeer. Raadpleeg
uw huisarts of KNO-arts.
• het slangetje kapot is. Vervang het slangetje.
• het slangetje geel en hard is geworden. Vervang het
slangetje.
• het slangetje vaak loskomt van het oorstukje of de
oorhaak. Vervang het slangetje.
• de oorhaak van het oorstukje kapot is. Raadpleeg uw
audicien.
• het oorstukje niet correct in het oor is geplaatst. Ver-
wijder het oorstukje uit het oor en plaats het op-
nieuw. Het is belangrijk dat het oorstukje correct in
het oor wordt geplaatst.
• het oorstukje niet goed (meer) past. Neem contact op
met uw audicien.