■
Als een van de volgende omstandigheden zich voordoet, dient u de printer direct
uit te schakelen, het netsnoer uit het stopcontact te trekken en contact op te nemen
met een erkende servicevertegenwoordiger.
■
Het netsnoer is beschadigd of gerafeld.
■
Er is een vloeistof in de printer gemorst.
■
De printer is blootgesteld aan water.
■
Een onderdeel van de printer is beschadigd.
Onderhoudsveiligheid
■
Probeer geen onderhoudsprocedures uit te voeren die niet specifiek zijn
beschreven in de documentatie die bij uw printer is geleverd.
■
Gebruik geen schoonmaakmiddelen in spuitbussen. Het gebruik van
niet-goedgekeurde toebehoren kan slechte prestaties en gevaarlijke situaties tot
gevolg hebben.
■
Verwijder geen kappen of beschermplaten die met schroeven zijn bevestigd, tenzij
u optionele apparatuur installeert en specifieke instructies hebt ontvangen om dit
te doen. Als dergelijke installaties worden uitgevoerd, moet de printer zijn
uitgeschakeld. Buiten de door de gebruiker te installeren opties, bevinden zich
achter deze kappen geen onderdelen die u kunt onderhouden of waaraan u service
kunt verlenen.
Bedieningsveiligheid
Uw printer en toebehoren werden ontworpen en getest om aan strenge veiligheidseisen
te voldoen. Hieronder vallen onderzoek en goedkeuring door veiligheidsinstanties en
naleving van ingestelde milieunormen.
Het opvolgen van de volgende veiligheidsrichtlijnen verzekert ononderbroken veilige
werking van uw printer.
■
Gebruik specifiek voor de printer ontworpen materialen en toebehoren. Gebruik
van ongeschikte materialen kan in slechte prestaties en gevaarlijke situaties
resulteren.
■
Volg alle waarschuwingen en aanwijzingen op die zijn aangegeven op of geleverd
bij de printer, opties en toebehoren.
■
Zet de printer in een stofvrij gebied met een temperatuurbereik van 10° C tot
32
°
C (50° F tot 90° F) en een relatieve vochtigheid van 10 procent tot 85
procent.
■
Zet de printer in een gebied met voldoende ruimte voor ventilatie, bediening
en onderhoud. De aanbevolen minimumruimte is 90 cm (36 in.) voor en boven
de printer, 60 cm (24 in.) achter de printer en 30 cm (12 in.) aan elke kant
van de printer. Bedek of blokkeer de sleuven en openingen in de printer niet.
Bij onvoldoende ventilatie kan de printer oververhit raken.
■
Gebruik de printer voor optimale prestaties op hoogtes onder 2000 meter
(6560 ft.). Op hoogtes tussen 2000 meter (6560 ft.) en 3000 meter (9840 ft.) kunnen
de prestaties afnemen. Gebruik op hoogtes boven 3000 meter (9840 ft.) valt buiten
de operabiliteitsgrenzen.
■
Zet de printer niet in de buurt van een warmtebron.
■
Zet de printer niet in direct zonlicht.
■
Zet de printer niet in de koude luchtstroom van een airconditioningsysteem.