514583
78
Zoom out
Zoom in
Vorherige Seite
1/114
Nächste Seite
HANDLEIDING
5SJ-28199-D2
GEDRUKT OP RECYCLAGEPAPIER PRINTED IN JAPAN
2002·12–0.1×1
YAMAHA MOTOR CO., LTD.
!
(D)
YP250
DAU04576
INLEIDING
Welkom in de wereld van Yamaha rijders!
Als eigenaar van de YP250 profiteert u van Yamaha’s ervaring en technische kennis in het ontwerpen en fabri-
ceren van producten van topkwaliteit, waarmee Yamaha haar verdiende reputatie van betrouwbaarheid heeft
verworven.
Neem de tijd om deze handleiding aandachtig door te lezen, zodat u alle voordelen van uw YP250 optimaal kunt
benutten. Deze gebruikershandleiding geeft instructies over bediening, inspectie en onderhoud van de scooter,
terwijl ook wordt beschreven hoe u uzelf en anderen persoonlijk letsel en schade kunt besparen.
De vele tips in deze handleiding helpen u bovendien om uw scooter in optimale conditie te houden. Als er ten-
slotte toch nog vragen zijn, aarzel dan niet en neem contact op met de Yamaha dealer.
Het Yamaha team wenst u vele veilige en plezierige ritten toe. En vergeet niet, veiligheid voor alles!
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 1
DAU00005
BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING
Bijzonder belangrijke informatie is in deze handleiding gemarkeerd met de volgende aanduidingen:
Het Safety Alert symbool betekent ATTENTIE! LET OP! HET GAAT OM UW VEILIG-
HEID!
Wanneer instructies vermeld in een WAARSCHUWING niet worden opgevolgd, kan
dit leiden tot ernstig of zelfs dodelijk letsel voor de motorrijder of omstanders of
degene die de scooter inspecteert of repareert.
De aanduiding LET OP staat vermeld bij speciale voorzorgsmaatregelen die moeten
worden genomen om schade aan de scooter te voorkomen.
De aanduiding OPMERKING staat bij belangrijke informatie die procedures kan vergemak-
kelijken of verhelderen.
Q
X@
<>
OPMERKING:
OPMERKING:
8 Deze handleiding moet worden gezien als een permanent onderdeel van deze scooters en moet altijd
bij de scooter blijven, ook als deze ooit wordt verkocht.
8 Yamaha werkt voortdurend aan verbeteringen ten aanzien van productontwerp en kwaliteit. Om deze
reden kan soms sprake zijn van kleine tegenstrijdigheden tussen uw motor en de beschrijving ervan in
deze handleiding, ook al bevat de handleiding de meest recente productinformatie ten tijde van publica-
tie. Als u vragen heeft over deze handleiding, neem dan contact op met uw Yamaha dealer.
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 2
BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING
DW000002
X@
LEES DEZE HANDLEIDING AANDACHTIG HELEMAAL DOOR VOORDAT U DEZE SCOOTER GAAT
GEBRUIKEN.
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 3
YP250
HANDLEIDING
©2002 door Yamaha Motor Co., Ltd.
1e uitgave, Juli 2002
Alle rechten voorbehouden.
Elke vorm van herdruk of onbevoegd gebruik
zonder schriftelijke toestemming van
Yamaha Motor Co., Ltd.
is uitdrukkelijk verboden.
Printed in Japan.
DAU04229
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 4
DAU00009
INHOUDSOPGAVE
1 GEEF VOORRANG AAN VEILIGHEID
2 BESCHRIJVING
3 FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
4 CONTROLES VOOR HET STARTEN
5 GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
6 PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
7 VERZORGING EN STALLING VAN DE SCOOTER
8 SPECIFICATIES
9 GEBRUIKERSINFORMATIE
INDEX
9
8
7
6
5
4
3
2
1
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 5
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 6
GEEF VOORRANG AAN VEILIGHEID
GEEF VOORRANG AAN VEILIGHEID ..............................................................1-1
Andere aandachtspunten voor veilig motorrijden ...............................................1-2
1
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 7
1-1
DAU00021
Q
GEEF VOORRANG AAN VEILIGHEID
Veiligheidsinformatie
1
Motorfietsen zijn schitterende machines die de motorrijder een onovertroffen gevoel van vrijheid kunnen geven.
Er zijn echter wel bepaalde spelregels en beperkingen, waar u niet omheen kunt; ook de beste motorfiets kan
niet meer dan de natuurwetten toestaan.
Regelmatige verzorging en onderhoud is van groot belang om de waarde en de goede conditie van uw motor te
behouden. Dit geldt trouwens niet alleen voor de motorfiets, maar ook voor de motorrijder: om goed en veilig te
rijden moet u zelf ook in goede conditie zijn. Rijden onder invloed van medicijnen, drugs en alcohol is natuurlijk
uit den boze. Motorrijders horen altijd—meer nog dan autobestuurders—geestelijk en lichamelijk op hun best te
zijn. Ook de geringste hoeveelheid alcohol geeft ongemerkt een zekere overmoed, die bijzonder gevaarlijk kan
zijn.
Beschermende kleding is voor een motorrijder even belangrijk als veiligheidsgordels voor de bestuurder en inzit-
tenden van een auto. Draag steeds een compleet motorpak (gemaakt van leer of slijtvast synthetisch materiaal
met beschermers), stevige laarzen, motorhandschoenen en een goed passende helm. Optimaal beschermende
kleding mag echter niet aanmoedigen tot zorgeloosheid. Vooral integraal omsluitende helmen en motorpakken
geven een gevoel van totale veiligheid en bescherming, maar toch zijn motorrijders altijd kwetsbaar in het ver-
keer. Ken uw eigen grenzen, rijd niet harder dan verstandig is en neem geen onnodige risico’s. Vooral bij nat
weer zit een ongeluk in een klein hoekje. Een verstandig motorrijder rijdt defensief en met voorspelbaar wegge-
drag. Ook al weet uzelf precies wat u doet, verrassing bij andere weggebruikers is gevaarlijk. Houd rekening met
de mogelijkheid dat andere weggebruikers fouten kunnen maken; veiligheid is samenwerking.
Veel plezier onderweg!
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 8
1-2
Q
GEEF VOORRANG AAN VEILIGHEID
1
DAU03099
Andere aandachtspunten voor veilig motorrijden
Aandachtspunten voor veilig motorrijden
8 Geef duidelijk richting aan wanneer u een bocht neemt.
8 Op een nat wegdek kan remmen uiterst lastig zijn. Vermijd te hard remmen, de scooter zou kunnen slippen.
Bedien de remmen rustig wanneer u op een nat wegdek wilt stoppen.
8 Minder snelheid bij het naderen van een bocht of een afslag. Trek langzaam op nadat u de bocht hebt geno-
men.
8 Wees voorzichtig bij het passeren van geparkeerde auto’s. Een bestuurder merkt u mogelijk niet op en kan
het portier openslaan in uw rijrichting.
8 Spoorwegovergangen, tramrails, ijzeren platen gebruikt in de wegenbouw en putdeksels worden in natte
toestand zeer glad. Minder snelheid en passeer ze voorzichtig. Houd de scooter recht, anders kan hij gaan
schuiven.
8 De remvoeringen kunnen nat worden bij het wassen van de scooter. Controleer de remmen na het wassen
van de scooter, voordat u gaat rijden.
8 Draag steeds een helm, handschoenen, een lange broek (taps toelopend bij de enkel/omslag, om flapperen
te voorkomen), en een felgekleurd jack.
8 Vervoer op uw scooter niet te veel bagage. Een overbeladen scooter is onstabiel.
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 9
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 10
BESCHRIJVING
Aanzicht linkerzijde .............................................................................................2-1
Aanzicht rechterzijde ..........................................................................................2-2
Schakelaars en instrumenten .............................................................................2-3
2
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 11
2-1
DAU00026
BESCHRIJVING
Locaties van onderdelen
2
1. Achterste opbergcompartiment (pagina 3-18)
2. Handgreep (pagina 5-2)
3. Stelring veervoorspanning (pagina 3-19)
4. Luchtfilterelement (pagina 6-21)
5. V-riemhuisluchtfiltter (pagina 6-22)
6. Middenbok (pagina 6-31)
7. Zijstandaard (pagina 3-20, 6-31)
8. Vuldop brandstoftank (pagina 3-13)
12
3
4
56
7
8
Aanzicht linkerzijde
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 12
2-2
BESCHRIJVING
2
9. Duozadel
10. Rijderzadel (pagina 3-17)
11 Luchtaanzuigschuif (pagina 6-23)
12. Koplamp (pagina 6-37)
13. Koelvloeistofradiator
14. Accu (pagina 6-34)
15. Zekeringenkastje (pagina 6-36)
16. Afsluitdop koelvloeistofreservoir (pagina 6-19)
17. Kontrolevenster koelvloeistfreservoir (pagina 6-19)
18. Vuldop motorolie (pagina 6-15)
11
12
13
16
17
18
1415
109
Aanzicht rechterzijde
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 13
2-3
BESCHRIJVING
2
1. Achterremhendel (pagina 3-13)
2. Linker stuurschakelaars (pagina 3-10)
3. Opbergcompartiment voorzijde A (pagina 3-17)
4. Temperatuurmeter koelvloeistof (pagina 3-5)
5. Toerenteller (pagina 3-3)
6. Snelheidsmeter (pagina 3-3)
7. Multifunctioneel display (pagina 3-5)
8. Brandstofniveaumeter (pagina 3-4)
9. Schakelaargroep rechter stuurzijde (pagina 3-12)
10. Voorremhendel (pagina 3-12)
11. Gasgreep (pagina 6-23, 6-31)
12. Opbergcompartiment voorzijde B (pagina 3-18)
13. Contactslot/stuurslot-unit (pagina 3-1)
1
23
4657
89
10
11
12
13
Schakelaars en instrumenten
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 14
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
Contactslot/stuurslot-unit ....................................................................................3-1
Controlelampjes ..................................................................................................3-2
Snelheidsmeter ...................................................................................................3-3
Toerenteller .........................................................................................................3-3
Brandstofniveaumeter .........................................................................................3-4
Temperatuurmeter koelvloeistof .........................................................................3-5
Multifunctioneel display .......................................................................................3-5
Antidiefstal-alarm (optie) .....................................................................................3-9
Stuurschakelaars ..............................................................................................3-10
Voorremhendel .................................................................................................3-12
Achterremhendel ..............................................................................................3-13
Vuldop brandstoftank ........................................................................................3-13
Brandstof ..........................................................................................................3-14
Uitlaatkatalysator ..............................................................................................3-15
Rijderzadel ........................................................................................................3-16
Verstellen van het rijderzadel ...........................................................................3-17
Opbergcompartimenten ....................................................................................3-17
Afstellen van de schokdemperunits ..................................................................3-19
Zijstandaard ......................................................................................................3-20
Startspersysteem ..............................................................................................3-21
3
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 15
3-1
DAU00029
Contactslot/stuurslot-unit
Contactslot/stuurslot-unit
Via het contactslot/stuurslot worden het
ontstekingssysteem en de verlichtings-
systemen bediend en wordt het stuur ver-
grendeld. De diverse standen worden
hierna beschreven.
DAU04580
AAN
Alle elektrische circuits worden voorzien
van stroom; de instrumentenverlichting,
het achterlicht, de kentekenverlichting en
het parkeerlicht gaan branden en de
motor kan worden gestart. De sleutel kan
niet worden uitgenomen.
DAU00027
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3
I
G
N
I
T
I
O
N
P
LOCK
ON
OFF
OPEN
PUSH
PUSH
OPMERKING:
De koplamp gaat automatisch branden
wanneer de motor wordt gestart en blijft
aan totdat de sleutel naar OFF wordt
gedraaid of de zijstandaard omlaag wordt
bewogen.
DAU00038
OFF
Alle elektrische systemen zijn uitgescha-
keld. De sleutel kan worden uitgenomen.
DAU00040
LOCK
Het stuur is vergrendeld en alle elektri-
sche systemen zijn uitgeschakeld. De
sleutel kan worden uitgenomen.
Om het stuur te vergrendelen
1. Draai het stuur helemaal naar links.
2. Druk de sleutel in de OFF-stand in
en draai hem dan naar de LOCK-
stand. Houd de sleutel hierbij inge-
drukt.
3. Neem de sleutel uit.
Om het stuur te ontgrendelen
Druk de sleutel in en draai hem dan naar
OFF terwijl de sleutel ingedrukt wordt
gehouden.
DW000016
X@
Draai de contactsleutel nooit naar
“OFF” of naar “LOCK” terwijl de
scooter rijdt; elektrische systemen
worden dan afgeschakeld en mogelijk
zult u zo de macht over het stuur ver-
liezen of een ongeval veroorzaken.
Zorg altijd dat de scooter stilstaat
voordat u de sleutel naar “OFF” of
naar “LOCK” draait.
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 16
3-2
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3
DAU03733
.
(Parkeren)
Het stuur is vergrendeld en het achter-
licht, de kentekenverlichting en het par-
keerlicht branden, maar alle overige elek-
trische systemen zijn uitgeschakeld. De
sleutel kan worden uitgenomen.
Om het contactslot naar
.
te draaien:
1. Draai de sleutel naar LOCK.
2. Draai de sleutel iets linksom tot hij
stuit.
3. Draai de sleutel nog verder linksom
en druk tegelijkertijd in tot hij vast-
klikt.
DCA00043
<>
Gebruik de parkeerverlichting niet
gedurende langere tijd, anders kan de
accu ontladen raken.
DAU03734
Controlelampje “7” voor olieverver-
singstermijn
Controlelampje voor olieverversingstermijn
Dit controlelampje gaat aan zodra de eer-
ste 1.000 km zijn afgelegd en gaat vervol-
gens telkens na 3.000 km branden, om
zo aan te geven dat het tijd is om de
motorolie te verversen.
Als de motorolie werd ververst voordat
het controlelampje olieverversingstermijn
brandde (dus voordat de intervalperiode
voor olieverversing was verstreken), moet
het controlelampje na de olieverversing
worden teruggesteld om het eerstvolgen-
de tijdstip voor olieverversing correct aan
te geven. (Zie pagina 6-17 voor de juiste
werkwijze.)
Het elektrisch circuit van het controle-
lampje kan via de volgende procedure
worden getest.
1. Zet de noodstopschakelaar in #
en draai de sleutel naar ON.
2. Kijk of het controlelampje een paar
seconden oplicht en dan dooft.
3. Als het controlelampje niet gaat
branden, vraag dan een Yamaha
dealer het elektrisch circuit te testen.
DAU00056
Controlelampjes
Controlelampjes
DAU04121
Controlelampjes richtingaanwijzers
4” en “6
Controlelampjes richtingaanwijzers
Het bijbehorende controlelampje knippert
terwijl de schakelaar voor richtingaanwij-
zers naar de linker- of rechterstand is
gedrukt.
DAU00063
Controlelampje grootlicht “&
Controlelampje grootlicht
Dit controlelampje gaat branden wanneer
het grootlicht van de koplamp is inge-
schakeld.
1 2
3
4
1. Controlelamp linker richtingaanwijzers
4
2. Controlelamp grootlicht &
3. Controlelampje 7 voor
olieverversingstermijn
4. Controlelamp rechter richtingaanwijzer
6
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 17
3-3
OPMERKING:
Het controlelampje olieverversingstermijn
kan gaan knipperen als gas wordt gege-
ven terwijl de scooter op de middenbok
staat; dit wijst dan echter niet op een sto-
ring.
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3
DAU04581
Snelheidsmeter
Snelheidsmeter
De snelheidsmeter toont de actuele rij-
snelheid.
Wanneer de sleutel naar ON wordt
gedraaid, beweegt de wijzer van de snel-
heidsmeter naar 160 km/u en weer terug
naar nul om het elektrisch circuit te tes-
ten.
1
1. Snelheidsmeter
DAU04582
Toerenteller
Toerenteller
Met de elektrische toerenteller kan de
motorrijder het motortoerental controleren
en dit binnen het ideale bereik houden.
Wanneer de sleutel naar ON wordt
gedraaid, beweegt de wijzer van de toe-
renteller naar 10.000 r/min en weer terug
naar nul r/min om het elektrisch circuit te
testen.
1
1. Toerenteller
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 18
3-4
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3
DCA00134
<>
8 Laat de motor niet draaien bij
een hoger motortoerental dan
8.500 r/min.
8 Deze motor is uitgerust met een
toerentalbegrenzer, die voorkomt
dat het motortoerental hoger
wordt dan ongeveer 9.000 r/min.
DAU00110
Brandstofniveaumeter
Brandstofniveaumeter
De brandstofniveaumeter geeft aan hoe-
veel brandstof in de tank aanwezig is. De
naald beweegt naar E (Empty) naarma-
te het brandstofniveau daalt. Wanneer de
aanwijsnaald bij E staat, is nog ca. 2 L
brandstof in de tank aanwezig. Vul in dat
geval zo snel mogelijk brandstof bij.
OPMERKING:
Voorkom dat de brandstoftank geheel
droog komt te staan.
1
1. Brandstofniveaumeter
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 19
3-5
DAU03124
Temperatuurmeter koelvloeistof
Temperatuurmeter koelvloeistof
Deze meter geeft de koelvloeistoftempe-
ratuur aan bij aangezet contact. De
bedrijfstemperatuur van de motor is
afhankelijk van de weersomstandigheden
en de motorbelasting. Als de meternaald
aanwijst bij het rode merkteken, zet de
scooter dan stil en laat de motor afkoelen.
(Zie pagina 6-44 voor bijzonderheden.)
DC000002
<>
Laat de motor niet draaien terwijl deze
oververhit is.
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3
1
2
1. Temperatuurmeter koelvloeistof
2. Rood merkteken
DAU04906
Multifunctioneel display
Display, multifunctioneel
Het multifunctioneel display toont de vol-
gende voorzieningen:
8 een ritteller (die de afgelegde
afstand toont sinds de teller het
laatst werd teruggesteld op nul)
8 een brandstofreserve ritteller (die de
afgelegde afstand toont vanaf het
moment dat het brandstofniveau
naar ongeveer 2,0 L daalt)
8 een kilometerteller (die de totale
afgelegde afstand toont)
8 een klok
8 een buitentemperatuur display
1
2
3
1. Ritteller
2. Kilometerteller, brandstofreserve ritteller
3. Klok, buitentemperatuur display en
voltagedisplay
8 een voltagedisplay (dat de accu-
spanning toont)
OPMERKING:
8 Wanneer de sleutel naar ON wordt
gedraaid, gaan alle onderdelen van
het display enkele seconden bran-
den. Gedurende deze tijd voert het
multifunctioneel display een zelftest
uit.
8 Vergeet niet de sleutel naar ON te
draaien voordat u de toetsen
SELECT en RESET gebruikt.
1
2
1. SELECT-knop
2. RESET-knop
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 20
3-6
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3
Ritteller Trip
Terugstellen van de ritteller:
1. Druk op de SELECT-knop totdat
het voltagedisplay verschijnt. Druk
vervolgens nog een keer op de
SELECT-knop en Trip begint te
knipperen.
2. Houd de RESET-knop minstens
een seconde ingedrukt om de rittel-
ler op nul terug te stellen.
Kilometerteller Odo
De kilometerteller heeft twee functies.
8 Het geeft de totaal afgelegde
afstand weer.
8 Het schakelt automatisch over op de
brandstofreserve ritteller Trip F
weergave wanneer het brandstofni-
veau naar ongeveer 2,0 L is
gedaald. (Zie Brandstofreserve rit-
teller voor meer informatie.)
OPMERKING:
Als de kilometerteller –––––– aangeeft,
laat dan een Yamaha dealer het multi-
functioneel display nakijken of repareren,
aangezien het defect kan zijn.
OPMERKING:
8 De terugstelmode van de ritteller
schakelt na vijf seconden automa-
tisch uit. Druk nogmaals op de
SELECT-knop totdat TRIP begint
te knipperen om terug te keren naar
de terugstelmode.
8 Druk op de SELECT-knop om de
terugstelmode van de ritteller uit te
schakelen.
8 Als de ritteller “– –” aangeeft, laat
dan een Yamaha dealer het multi-
funtioneel display nakijken of repare-
ren, aangezien de ritteller defect kan
zijn.
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 21
3-7
Brandstofreserve ritteller Trip F
Wanneer het brandstofniveau naar onge-
veer 2,0 L is gedaald, schakelt de kilome-
terteller weergave automatisch over naar
de brandstofreserve ritteller Trip F weer-
gave en begint met het bijhouden van de
afstand die vanaf dat punt wordt afge-
legd. Nadat de tank is bijgevuld en er 5
km is gereden keert de kilometerteller
weergave terug naar Odo.
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3
Druk op de SELECT-knop totdat Trip F
begint te knipperen om voor het tanken
terug te keren naar de kilometerteller
weergave (Trip F knippert slechts vijf
seconden). Druk minstens een seconde
op de RESET-knop terwijl Trip F knip-
pert en het display keert terug naar de
kilometerteller weergave. Vanaf dan wor-
den zowel Trip als Odo weergegeven
totdat u bijtankt en 5 km hebt gereden.
OPMERKING:
Het display kan niet worden teruggesteld
naar Trip F nadat de RESET-knop is
ingedrukt.
Klok
Om de klok op tijd te zetten
1. Druk op de SELECT-knop totdat
de klok wordt weergegeven.
2. Houd de SELECT-knop en de
RESET-knop tegelijkertijd minstens
twee seconden lang ingedrukt.
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 22
3-8
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3
3. Als de uuraanduiding begint te knip-
peren, druk dan op de RESET-
knop om de uren in te stellen.
Buitentemperatuur display
Dit display geeft de buitentemperatuur
weer vanaf 10,0 °C tot 50,0 °C in stap-
pen van 0,5 °C.
4. Druk op de SELECT-knop en de
minutenaanduiding zal gaan knippe-
ren.
5. Druk op de RESET-knop om de
minuten in te stellen.
6. Druk op de SELECT-knop en laat
deze dan los om de klok te starten.
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 23
3-9
8 Wanneer de buitentemperatuur
beneden de 10,0 °C komt, wordt
“– °C weergeven.
8 Wanneer de buitentemperatuur
boven de 50,0 °C komt, wordt 50,0
knipperend weergegeven.
OPMERKING:
8 Als “– °C wordt weergegeven of
50,0 knippert terwijl de buitentem-
peratuur tussen de 10,0 °C en 50,0
°C ligt, is er een probleem met het
elektrische circuit. Laat een Yamaha
dealer het elektrische circuit nakijken
of repareren.
8 De nauwkeurigheid van de tempera-
tuuraflezing kan worden beinvloed
door langzaam rijden (ongeveer
onder 20 km/u) of door het opont-
houd bij verkeerslichten, spoorweg-
overgangen etc.
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3
Voltagedisplay
Dit display toont de accuspanning.
DCA00135
<>
Als het voltagedisplay LO of HI
weergeeft, zijn er mogelijk problemen
met de laadkring van de accu of is de
accu mogelijk defect. Laat de scooter
door een Yamaha-dealer nakijken of
repareren als LO of HI in het dis-
play wordt weergegeven.
DAU00109
Antidiefstal-alarm (optie)
Antidiefstal-alarm
Deze motor kan door een Yamaha dealer
worden uitgerust met een optioneel anti-
diefstal-alarmsysteem. Neem contact op
met een Yamaha dealer voor nadere
informatie.
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 24
3-10
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3
DAU00118
Stuurschakelaars
Stuurschakelaars
DAU00120
Lichtsignaalschakelaar PASS
Lichtsignaalschakelaar
Druk deze schakelaar in om de koplamp
een lichtsignaal te laten afgeven.
DAU03888
Dimlichtschakelaar &/%
Dimlichtschakelaar
Zet deze schakelaar op & voor groot-
licht en op % voor dimlicht.
1
2
3
4
1. Lichtsignaalschakelaar PASS
2. Dimlichtschakelaar &/%
3. Richtingaanwijzerschakelaar 4/6
4. Claxonschakelaar *
DAU03889
Richtingaanwijzerschakelaar 4/6
Richtingaanwijzerschakelaar
Druk deze schakelaar naar 6 om
afslaan naar rechts aan te geven. Druk
deze schakelaar naar 4 om afslaan
naar links aan te geven. Na loslaten keert
de schakelaar terug naar de midden-
stand. Om de richtingaanwijzers uit te
schakelen wordt de schakelaar ingedrukt
nadat hij is teruggekeerd in de midden-
stand.
DAU00129
Claxonschakelaar *
Claxonschakelaar
Druk deze schakelaar in om een claxon-
signaal te geven.
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 25
3-11
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3
DAU00136
Variaties in koplampmodel
Variaties in koplampmodel
OPMERKING:
Aanduidingen voor rechts en links gelden zoals gezien wanneer men recht voor de scooter staat.
1
2
%
%
&
&
Links Rechts Parkeerlicht
To gebruiken lamp
Landen
2
1
1
3
1
3
2
1
Kwarts-
gloeilamp
Kwarts-
gloeilamp
België, Duitsland, Frankrijk, Griekenland,
Italië, Nederland, Noorwegen, Portugal,
Spanje, Zweden, Zwitserland
Engeland
3 : Grootlicht aan 2 : Dimlicht aan
' : Parkeerlicht aan 1 : Licht uit
12V
55W
12V
60/55W
12V
60/55W
12V
55W
'
'
'
'
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 26
3-12
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3
DAU03890
Noodstopschakelaar #/$
Noodstopschakelaar
Zet deze schakelaar op # alvorens de
motor te starten. Zet deze schakelaar op
$ om in een noodgeval de motor direct
uit te schakelen, zoals wanneer de
machine omslaat of als de gaskabel blijft
hangen.
1
2
1. Noodstopschakelaar #/$
2. Startknop ,
DAU03882
Voorremhendel
Remhendel (voor)
De voorremhendel bevindt zich aan de
rechterstuurgreep. Trek deze hendel naar
het stuur toe om de voorrem te bekrachti-
gen.
1
1. Voorremhendel
DAU03801
Startknop ,
Startknop
Druk bij ingetrokken zijstandaard en
bekrachtigde voor- of achterrem deze
knop in om de motor via de startmotor te
starten.
DC000005
<>
Zie pagina 5-1 voor startinstructies
voordat u de motor start.
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 27
3-13
DAU00163
Achterremhendel
Remhendel, achterrem
De achterremhendel bevindt zich aan de
linkerstuurgreep. Trek deze hendel naar
het stuur toe om de achterrem te
bekrachtigen.
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3
1
1. Achterremhendel
DAU03090
Vuldop brandstoftank
Vuldop brandstoftank
Openen van de tankdop
1. Open het paneel door de hendel
naar voren te schuiven en trek dan
de hendel omhoog.
1
2
1. Paneel
2. Hendel
2. Steek de sleutel in het slot en draai
hem rechtsom. Het slot wordt ont-
grendeld en de tankdop kan worden
verwijderd.
1
1. Vuldop brandstoftank
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 28
3-14
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3
Aanbrengen van de tankdop
1. Zet de uitlijnmerktekens tegenover
elkaar, steek de tankdop in de tan-
kopening en druk de dop omlaag.
2. Draai de sleutel linksom naar de oor-
spronkelijke positie en neem hem
dan uit.
3. Sluit het paneel.
DWA00028
X@
Controleer of de tankdop correct is
afgesloten en vergrendeld alvorens te
gaan rijden.
1
1. Uitlijnmerktekens
DAU00185
<>
Veeg gemorste brandstof direct af met
een schone, droge en zachte doek, de
brandstof kan immers schade toebren-
gen aan de lak of aan kunststof onder-
delen.
DAU03753
Brandstof
Brandstof
Controleer of voldoende brandstof in de
brandstoftank aanwezig is. Vul de brand-
stoftank tot onderaan de vulpijp zoals
getoond.
DW000130
X@
8 Overvul de brandstoftank niet,
anders zal benzine uitstromen
zodra deze warm wordt en uitzet.
8 Mors geen brandstof op een heet
motorblok.
1
2
1. Brandstofvulpijp
2. Brandstofniveau
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 29
3-15
DAU04284
DCA00104
<>
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine.
Loodhoudende benzine veroorzaakt
ernstige schade aan inwendige motor-
onderdelen als kleppen en zuigerveren
en ook aan het uitlaatsysteem.
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3
Uw Yamaha motorblok is gebouwd op het
gebruik van normale loodvrije benzine
met een octaangetal van RON 91 of
hoger. Als de motor gaat detoneren (pin-
gelen), gebruik dan brandstof van een
ander merk of gebruik loodvrije superben-
zine. Door loodvrije benzine te gebruiken
gaan bougies langer mee en blijven de
onderhoudskosten beperkt.
DAU03098
Uitlaatkatalysator
Uitlaatkatalysator
Deze scooter heeft een uitlaatkatalysator
die gemonteerd is in de uitlaatdemper.
DW000128
X@
Het uitlaatsysteem is heet nadat de
motor heeft gedraaid. Controleer of het
uitlaatsysteem is afgekoeld alvorens
onderhoudswerkzaamheden uit te voe-
ren.
Voorgeschreven brandstof:
UITSLUITEND NORMALE
LOODVRIJE BENZINE
Inhoud brandstoftank:
Totale hoeveelheid:
12 L
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 30
3-16
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3
DC000114
<>
De volgende voorzorgsmaatregelen
moeten worden genomen om brand of
andere schaderisicos te voorkomen.
8 Gebruik uitsluitend loodvrije ben-
zine. Bij gebruik van loodhouden-
de benzine zal onherstelbare
schade worden toegebracht aan
de uitlaatkatalysator.
8 Parkeer de scooter nooit nabij
brandgevaarlijke stoffen, zoals op
gras of op ander materiaal dat
gemakkelijk vlamvat.
8 Laat de motor niet te lang aaneen
stationair draaien.
3. Klap het rijderzadel omhoog.
Sluiten van het rijderzadel
1. Klap het zadel omlaag en druk dan
aan om te vergrendelen.
2. Neem de sleutel uit het contactslot
als de scooter onbeheerd wordt ach-
tergelaten.
OPMERKING:
Controleer of het zadel stevig is vergren-
deld alvorens te gaan rijden.
1
1. Rijderzadel
DAU03091
Rijderzadel
Rijderzadel
Openen van het rijderzadel
1. Zet de scooter op de middenbok.
2. Steek de sleutel in het contactslot en
draai hem dan linksom.
OPMERKING:
Druk de sleutel niet in terwijl u deze
draait.
I
G
N
I
T
I
O
N
P
LOCK
ON
OFF
OPEN
PUSH
PUSH
a
a. Openen.
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 31
3-17
DAU03096
Verstellen van het rijderzadel
Rijderzadel, verstellen
Het rijderzadel kan als volgt worden ver-
steld om de rijpositie aan te passen.
1. Open het rijderzadel. (Zie pagina
3-16 voor de werkwijze bij openen
van het rijderzadel.)
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3
1
1. Rijderzadel
2. Verwijder de bouten en de busjes.
3. Schuif het rijderzadel naar voren of
achteren naar de gewenste positie.
4. Breng de busjes aan en zet de bou-
ten stevig vast.
5. Sluit het rijderzadel.
11
2 2
1. Bout (×4)
2. Buss (×4)
DAU03331
Opbergcompartimenten
Opbergcompartimenten
Opbergcompartiment voorzijde A
Steek om het afgesloten opbergcomparti-
ment te openen de sleutel in het slot,
draai linksom en houd dan het slot vast
terwijl u de knop indrukt.
Om een niet-afgesloten opbergcomparti-
ment te openen houdt u gewoon het slot
vast terwijl u de knop indrukt.
1
2
a
1. Knop
2. Deksel
a. Openen.
Opbergcompartimenten A
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 32
3-18
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3
Om het opbergcompartiment af te sluiten
drukt u het paneel in de oorspronkelijke
stand. Steek dan de sleutel in het slot,
draai rechtsom en neem de sleutel weer
uit.
1
2
a
1. Knop
2. Deksel
a. Sluiten.
Opbergcompartiment achterzijde
In het opbergcompartiment onder de
zadels kunnen twee helmen worden
opgeborgen. (Zie pagina 3-16 voor ope-
nen en sluiten van het rjderzadel.)
1
1. Rijderzadel
Opbergcompartiment voorzijde B
Om het opbergcompartiment te openen
schuift u de hendel omhoog en trekt u
hieraan.
Om het opbergcompartiment te sluiten
drukt u het paneel terug in de oorspron-
kelijke stand.
DWA00034
X@
Berg in dit compartiment geen zware
spullen op.
1
2
1. Hendel
2. Paneel
Opbergcompartimenten A Opbergcompartimenten B
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 33
3-19
DCA00051
<>
Laat het zadel niet langdurig open
staan, anders kan door het branden
van de verlichting in het opbergcom-
partiment de accu ontladen raken.
DWA00035
X@
Overschrijd de maximale laadgewich-
ten niet:
8 Voorste opbergcompartiment A:
2 kg
8 Achterste opbergcompartiment:
5 kg
8 Maximaal laadgewicht voor het
voertuig: 185 kg
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3
DAU04552
Afstellen van de
schokdemperunits
Schokdemperunits, afstellen
Elke schokdemper is uitgerust met een
stelring voor veervoorspanning.
DC000015
<>
Probeer nooit een stelmechanisme
voorbij de maximum- of minimumin-
stelwaarden te verdraaien.
DW000040
X@
Geef beide schokdemperunits steeds
dezelfde instelling, anders kan slecht
weggedrag en verminderde rijstabili-
teit het gevolg zijn.
Stel de veervoorspanning als volgt af.
Draai om de veervoorspanning te verho-
gen en zo de vering stugger te maken de
stelring op beide schokdemperunits in de
richting a. Draai om de veervoorspan-
ning te verlagen en zo de vering zachter
te maken de stelring op beide schokdem-
perunits in de richting b.
a
b
1
2
3
1. Stelring veervoorspanning
2. Positie-indicator
3. Stelgereedschap
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 34
3-20
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3
OPMERKING:
8 Zet de gewenste inkeping in de stel-
ring tegenover de positie-indicator
op de schokdemper.
8 Verricht deze afstelling met het spe-
ciale stelgereedschap voor veer-
voorspanning in de gereedschapsset
bij de machine.
DW000044
X@
Met de scooter mag nooit worden
gereden terwijl de zijstandaard omlaag
staat of niet behoorlijk kan worden
opgetrokken (of niet omhoog blijft),
anders kan de zijstandaard de grond
raken en zo de motorrijder afleiden,
waardoor u de macht over het stuur
verliest. Het Yamaha startspersysteem
is ontworpen om de motorrijder te hel-
pen bij zijn verantwoordelijkheid de
zijstandaard op te trekken alvorens
weg te rijden. Controleer dit systeem
daarom regelmatig zoals hierna
beschreven en laat het repareren door
een Yamaha dealer als de werking niet
naar behoren is.
DAU00330
Zijstandaard
Zijstandaard
De zijstandaard bevindt zich aan de lin-
kerzijde van het frame. Trek of druk de
zijstandaard met uw voet omhoog of
omlaag terwijl u de scooter verticaal
houdt.
OPMERKING:
De ingebouwde sperschakelaar voor de
zijstandaard maakt deel uit van het starts-
persysteem, dat in bepaalde situaties de
werking van het ontstekingssysteem blok-
keert. (Zie hierna voor een nadere uitleg
over het startspersysteem.)
1
1. Sperschakelaar zijstandaard
Stand afsteller
Minimum (zacht) 1
Standaard 4
Maximum (hard) 7
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 35
3-21
DAU00337
Startspersysteem
Startspersysteem
Het startspersysteem (waarvan de
zijstandaardschakelaar en de remlicht-
schakelaars deel uitmaken) heeft de vol-
gende functies:
8 Het verhindert starten wanneer de
zijstandaard is opgetrokken, terwijl
geen der remmen is bekrachtigd.
8 Het verhindert starten wanneer een
der remmen is bekrachtigd, terwijl de
zijstandaard nog omlaag staat.
8 Het schakelt een draaiende motor af
zodra de zijstandaard omlaag bewo-
gen wordt.
Controleer de werking van het startsper-
systeem regelmatig, hanteer daarbij de
volgende werkwijze.
DW000045
X@
Als zich een storing voordoet, vraag
dan alvorens te gaan rijden een
Yamaha dealer het systeem te contro-
leren.
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 36
3-22
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3
Er is mogelijk iets mis met de
zijstandaardschakelaar.
Rijd niet met de scooter totdat deze door
een Yamaha dealer is gecontroleerd.
JANEE
Met afgezette motor:
1. Klap de zijstandaard omlaag.
2. Controleer of de noodstopschakelaar in # staat.
3. Draai de sleutel naar ON.
4. Bekrachtig de voor- of achterrem.
5. Druk op de startknop.
Slaat de motor aan?
Er is mogelijk iets mis met de remschakelaar.
Rijd niet met de scooter totdat deze door
een Yamaha dealer is gecontroleerd.
Met nog afgezette motor:
6. Klap de zijstandaard omhoog.
7. Bekrachtig de voor- of achterrem.
8. Druk op de startknop.
Slaat de motor aan?
Terwijl de motor nog draait:
9. Klap de zijstandaard omlaag.
Slaat de motor af?
Er is mogelijk iets mis met de
zijstandaardschakelaar.
Rijd niet met de scooter totdat deze door
een Yamaha dealer is gecontroleerd.
OPMERKING:
Deze controle is het meest betrouwbaar bij
een warme motor.
JA NEE
Alles in orde. U kunt met de scooter gaan rijden.
JA NEE
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 37
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 38
CONTROLES VOOR HET STARTEN
Controlelijst voor gebruik ....................................................................................4-1
4
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 39
4-1
DAU01114
CONTROLES VOOR HET STARTEN
4
De eigenaar is verantwoordelijk voor de conditie van de machine. Vitale onderdelen kunnen bijvoorbeeld bij blootstelling aan weer en
wind vrij snel en onverwachts achteruitgaan, ook als de machine niet wordt gebruikt. Eventuele schade, vloeistoflekkage of het weg-
vallen van de bandspanning kan ernstige gevolgen hebben. Het is daarom van belang om voorafgaand aan elke rit een visuele
inspectie uit te voeren en bovendien de volgende punten te controleren.
DAU03439
Controlelijst voor gebruik
Controlelijst voor gebruik
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 40
4-2
CONTROLES VOOR HET STARTEN
4
Achterrem
Controleer de werking.
Als de achterrem zacht of sponzig aanvoelt, vraag dan een Yamaha dealer het hy-
draulisch systeem te ontluchten.
Controleer het vloeistofniveau in het reservoir.
Vul zo nodig het aanbevolen type remvloeistof bij tot aan het voorgeschreven
niveau.
Controleer het hydraulisch systeem op lekkage.
3-13, 6-276-30
Gasgreep
Controleer of de werking soepel is.
Controleer de vrije slag van de kabel.
Vraag zo nodig de Yamaha dealer om de vrije slag van de kabel af te stellen, en
de kabel en het kabelhuis te smeren.
6-23, 6-31
Wielen en banden
Controleer op schade.
Controleer de conditie van de band en de profieldiepte.
Controleer de bandspanning.
Corrigeer als dat nodig is.
6-246-27
Remhendels
Controleer of de werking soepel is.
Smeer zo nodig de hendelscharnierpunten.
3-123-13, 6-27, 6-31
Middenbok, zijstandaard
Controleer of de werking soepel is.
Smeer zo nodig de scharnierpunten.
6-316-32
Framebevestigingen
Controleer of alle moeren, bouten en schroeven stevig zijn vastgezet.
Zet zo nodig vast.
Instrumenten, verlichting,
signaleringssysteem en
schakelaars
Controleer de werking.
Corrigeer als dat nodig is.
3-23-12, 6-376-42
Zijstandaardschakelaar
Controleer de werking van het startspersysteem.
Als het systeem defect is, vraag dan een Yamaha dealer de machine na te kijken.
3-203-22
ONDERDEEL CONTROLES PAGINA
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 41
4-3
CONTROLES VOOR HET STARTEN
4
OPMERKING:
Voordat de scooter wordt gebruikt moet telkens een korte algemene controle worden uitgevoerd. Zon inspectie neemt maar weinig
tijd in beslag en de hiermee gegarandeerde veiligheid is die tijd alleszins waard.
DWA00033
X@
Wanneer functies vermeld in de Controlelijst voor Gebruik niet naar behoren werken, laat dan een inspectie uitvoeren en
eventueel repareren voordat u de machine gebruikt.
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 42
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
Starten van de motor ..........................................................................................5-1
Wegrijden ............................................................................................................5-2
Sneller en langzamer rijden ................................................................................5-3
Remmen .............................................................................................................5-3
Tips voor een zuinig brandstofverbruik ...............................................................5-4
Inrijperiode ..........................................................................................................5-4
Parkeren .............................................................................................................5-5
5
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 43
5-1
DAU00372
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5
DAU01118
X@
8 Zorg dat u volkomen vertrouwd
bent met alle bedieningsfuncties
en hun werking voordat u gaat rij-
den. Informeer bij een Yamaha
dealer als u de werking van een
schakelaar of functie niet volko-
men begrijpt.
8 Start de motor nooit in een afge-
sloten ruimte en laat deze hierin
ook niet lange tijd aaneen draaien.
Uitlaatgassen zijn giftig en het
inademen ervan kan al binnen
korte tijd leiden tot bewusteloos-
heid en dodelijk letsel. Controleer
altijd of er voldoende ventilatie is.
8 Start de motor om veiligheidsre-
denen te allen tijde met de mid-
denbok naar beneden.
DAU03843
Starten van de motor
DC000046
<>
Zie pagina 5-4 voor instructies over
het inrijden van de motor alvorens de
machine in gebruik wordt genomen.
Het startspersysteem staat starten alleen
toe als de zijstandaard is opgetrokken.
DW000054
X@
8 Controleer voor het starten van de
motor de werking van het starts-
persysteem en volg daarbij de
werkwijze beschreven op pagina
3-22.
8 Ga nooit rijden terwijl de zijstan-
daard omlaag staat.
1. Draai de contactsleutel naar ON en
controleer of de noodstopschakelaar
op # is gezet.
2. Sluit de gasklep volledig.
3. Start de motor door de startknop in
te drukken terwijl de voor- of achter-
rem wordt bekrachtigd.
3
2
1
1. Startknop
2. Voorremhendel
3. Achterremhendel
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 44
5-2
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5
OPMERKING:
Als de motor niet wil starten, laat dan de
startknop los, wacht een paar seconden
en probeer het dan opnieuw. Iedere start-
poging moet zo kort mogelijk duren om
de accu te sparen. Laat de startmotor
nooit langer dan 10 seconden aaaneen
draaien. Als de motor niet wil starten
draai dan de gasgreep 1/8 slag open en
probeer het nog eens.
DC000004
<>
Wanneer de toerenteller een foutcode
aangeeft, moet de scooter zo spoedig
mogelijk worden gecontroleerd om
motorschade te voorkomen.
DAU00433
Wegrijden
Wegrijden
OPMERKING:
Laat de motor warmdraaien voordat u
wegrijdt.
1. Houd met uw linkerhand de achter-
remhendel ingedrukt, houd met uw
rechterhand de rechterhandgreep
vast en duw de scooter van de mid-
denbok af.
2. Ga schrijlings op het zadel zitten en
stel de achteruitkijkspiegels af.
3. Zet de richtingaanwijzer aan.
4. Controleer op tegemoetkomend ver-
keer en draai voorzichtig aan de
gasgreep (rechts) om weg te rijden.
5. Schakel de richtingaanwijzer uit.
1
1. Handgreep
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 45
5-3
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5
DAU00434
Sneller en langzamer rijden
Sneller en langzamer rijden
De rijsnelheid wordt geregeld door de
gasgreep open of dicht te draaien. Om
meer snelheid te maken draait u de gas-
greep richting a. Om langzamer te gaan
rijden draait u de gasgreep richting b.
DAU00435
Remmen
Remmen
1. Sluit de gasklep volledig.
2. Knijp de voor- en achterremmen
gelijktijdig in en oefen geleidelijk
meer druk uit.
DW000057
X@
8 Vermijd hard en abrupt remmen
(met name wanneer u naar één
kant overhelt). De scooter zou
namelijk kunnen slippen of omval-
len.
8 Spoorwegovergangen, tramrails,
ijzeren platen gebruikt in de
wegenbouw en putdeksels wor-
den in natte toestand zeer glad. U
dient deze obstakels daarom met
aangepaste snelheid te naderen
en voorzichtig te passeren.
8 Onthoud dat remmen op een nat
wegdek veel moeilijker is.
8 Rijd langzaam heuvelafwaarts,
remmen kan tijdens afdalingen
soms lastig zijn.
b
a
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 46
5-4
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5
DAU04755
Tips voor een zuinig
brandstofverbruik
Brandstofverbruik, tips voor een zuinig
Het brandstofverbruik is vooral afhankelijk
van uw rijstijl. Hierna volgen enkele tips
om het brandstofverbruik te verlagen:
8 Voer het motortoerental tijdens
accelereren niet te hoog op.
8 Voer het toerental niet te hoog op
terwijl de motor onbelast draait.
8 Laat de motor niet langdurig statio-
nair draaien maar zet hem af (bij-
voorbeeld in files, bij stoplichten of
bij spoorwegovergangen).
DAU01128
Inrijperiode
Inrijperiode
De belangrijkste periode in de levensduur
van het motorblok is de tijd tussen 0 en
1.600 km. Lees daarom de volgende
informatie aandachtig door.
Omdat het motorblok gloednieuw is, mag
dit de eerste 1.600 km niet te zwaar wor-
den belast. De verschillende onderdelen
van de motor slijten op elkaar in totdat de
juiste bedrijfsspelingen zijn bereikt. Rijd
tijdens deze periode nooit langdurig vol-
gas en vermijd ook andere manoeuvres
die tot oververhitting van de motor kun-
nen leiden.
DAU04590
01.000 km
Laat de motor niet langdurig meer dan
4.000 tpm draaien.
1.0001.600 km
Laat de motor niet langdurig meer dan
5.000 tpm draaien.
DCA00138
<>
Nadat de eerste 1.000 km zijn afgelegd,
moet de motorolie en de cardanolie
worden ververst.
1.600 km en verder
De machine kan nu verder normaal wor-
den gebruikt.
DCA00137
<>
8 Houd het motortoerental onder
8.500 r/min.
8 Als tijdens de inrijperiode motor-
schade optreedt, vraag dan direct
een Yamaha dealer de machine te
controleren.
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 47
5-5
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5
DAU00461
Parkeren
Parkeren
Zet om te parkeren de motor af en neem
dan de sleutel uit het contactslot.
DW000058
X@
8 De motor en het uitlaatsysteem
kunnen zeer heet worden, parkeer
dus op een plek waar voetgangers
of kinderen niet gemakkelijk met
deze onderdelen in aanraking
kunnen komen.
8 Parkeer niet op een helling of op
een zachte ondergrond, de motor
zou dan kunnen omvallen.
DC000062
<>
Parkeer nooit op een plek waar sprake
is van brandgevaar, zoals op droog
gras of nabij ander ontvlambaar mate-
riaal.
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 48
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
Boordgereedschapsset .................................................6-1
Periodiek smeer- en onderhoudsschema .....................6-3
Stroomlijnpanelen en framepaneel verwijderen en
aanbrengen ...............................................................6-6
Controleren van de bougie .........................................6-12
Motorolie .....................................................................6-14
Cardanolie ..................................................................6-18
Koelvloeistof ...............................................................6-19
Luchtfilter en luchtfilterelementen in
v-snaarbehuizing .....................................................6-21
Luchtaanzuigschuif .....................................................6-23
Afstellen van de vrije slag van de gaskabel ................6-23
Afstellen van de klepspeling .......................................6-23
Banden .......................................................................6-24
Gietwielen ...................................................................6-26
Vrije slag van voor- en achterremhendel afstellen .....6-27
Controleren van de remblokken voor- en achter ........6-28
Controleren van remvloeistofniveau ...........................6-29
Verversen van remvloeistof ........................................6-30
Controleren en smeren van de kabels ........................6-30
Controleren en smeren van gasgreep en
gaskabel ..................................................................6-31
Smeren van voor- en achterremhendels ....................6-31
Controleren en smeren van middenbok en
zijstandaard .............................................................6-31
Controleren van de voorvork ......................................6-32
Controle van stuursysteem .........................................6-33
Controleren van wiellagers .........................................6-33
Verwijderen van de accukap ......................................6-34
Accu ............................................................................6-34
Zekeringen vervangen ................................................6-36
Koplampgloeilamp vervangen ....................................6-37
Gloeilamp in voorste richtingaanwijzer vervangen .....6-39
Gloeilamp achterste richtingaanwijzer vervangen ......6-40
Gloeilamp in remlicht/achterlicht vervangen ...............6-40
Gloeilamp in kentekenverlichting vervangen ..............6-41
Storingzoeken .............................................................6-42
Storingzoekschemas .................................................6-43
6
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 49
6-1
DAU00462
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
DAU00464
Veiligheid is de verantwoordelijkheid van
de eigenaar. Door periodiek inspecties,
afstellingen en smeerbeurten uit te laten
voeren, zorgt u ervoor dat uw machine in
zo veilig en efficiënt mogelijke conditie
blijft. Op de volgende paginas wordt de
belangrijkste informatie met betrekking tot
inspecties, afstellingen en smeerbeurten
gegeven.
De intervalperioden in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema zijn
slechts te beschouwen als algemene
richtlijn voor normale rijomstandigheden.
Het is echter mogelijk dat de INTERVAL-
PERIODEN VOOR ONDERHOUD MOE-
TEN WORDEN VERKORT AFHANKE-
LIJK VAN HET WEER, HET TERREIN,
DE GEOGRAFISCHE LOCATIE EN INDI-
VIDUEEL GEBRUIK.
DAU03623
Boordgereedschapsset
Gereedschapsset
De boordgereedschapsset is te vinden in
het achterste opbergcompartiment. (Zie
pagina 3-18 voor de werkwijze bij het
openen van het achterste opbergcompar-
timent.)
DW000060
X@
Vraag een Yamaha dealer het onder-
houdswerk uit te voeren als u hiermee
niet echt vertrouwd bent.
DAU00466
X@
Deze scooter is uitsluitend ontworpen
voor gebruik op verharde wegen.
Wanneer deze scooter wordt gebruikt
in een abnormaal stoffige, modderige
of vochtige omgeving, dient het lucht-
filterelement vaker te worden gerei-
nigd of te worden vervangen om snelle
slijtage van de motor te voorkomen.
Raadpleeg een Yamaha dealer voor de
juiste onderhoudsperiodes.
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 50
6-2
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
Trek de voetplaatmat omhoog en verwij-
der dan de boordgereedschapsset.
De onderhoudsinformatie in deze handlei-
ding en het gereedschap in de boordge-
reedschapsset zijn bedoeld om u te
ondersteunen bij het uitvoeren van pre-
ventief onderhoud en kleinere reparaties.
Het gebruik van extra gereedschap zoals
een momentsleutel kan echter nodig zijn
om bepaalde onderhoudswerkzaamhe-
den correct uit te voeren.
2
1
1. Voetplaatmat
2. Boordgereedschapsset
OPMERKING:
Laat een Yamaha dealer onderhoud ver-
richten als u niet beschikt over het
gereedschap of de ervaring die voor
bepaalde werkzaamheden vereist zijn.
DW000063
X@
Door modificaties die niet door
Yamaha zijn goedgekeurd kan het
motorvermogen achteruitgaan of de
machine te onveilig worden om nog te
gebruiken Raadpleeg een Yamaha
dealer voordat u zelf wijzigingen aan-
brengt.
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 51
6-3
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
DAU03685
Periodiek smeer- en onderhoudsschema
Periodiek smeer- en onderhoudsschema
OPMERKING:
8 De jaarlijkse controles horen eenmaal per jaar te worden uitgevoerd, behalve wanneer in plaats daarvan een onder-
houdsbeurt op kilometerbasis wordt verricht.
8 Herhaal de intervalperioden vanaf 50.000 km, te beginnen bij 10.000 km.
8 Werkzaamheden gemarkeerd met een asterisk horen te worden uitgevoerd door een Yamaha dealer, omdat hiertoe speciaal
gereedschap, technische gegevens en vakmanschap vereist zijn.
NR. ONDERDEEL INSPECTIE- OF ONDERHOUDSBEURT
KILOMETERSTAND (× 1.000 km)
JAARLIJKSE
CONTROLE
1 10203040
1
*
Brandstofleiding
Controleer de brandstofslangen en de onderdrukslang op
scheuren of schade.
√√√√
2 Bougie
Controleer de conditie.
Reinigen en elektrodenafstand bijstellen.
√√
Vervangen. √√
3
*
Kleppen
Klepspeling controleren.
Afstellen.
√√
4 Luchtfilterelement
Reinigen. √√
Vervangen. √√
5
Luchtfilterelement
v-snaarbehuizing
Reinigen. √√√√
6
*
Voorrem
Werking en vloeistofniveau controleren, machine
controleren op vloeistoflekkage.
(Zie OPMERKING op bladzijde 6-5.)
√√√√
Remblokken vervangen. Indien afgesleten tot aan slijtagelimiet.
7
*
Achterrem
Werking en vloeistofniveau controleren, machine
controleren op vloeistoflekkage.
(Zie OPMERKING op bladzijde 6-5.)
√√√√
Remblokken vervangen. Indien afgesleten tot aan slijtagelimiet.
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 52
6-4
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
8
*
Remslangen
Controleren op scheuren of beschadiging. √√√√
Vervangen. (Zie OPMERKING op bladzijde 6-5.) Elke 4 jaar
9
*
Wielen Controleren op slingering en schade. √√√√
10
*
Banden
Controleren op correcte profieldiepte en op schade.
Zo nodig vervangen.
Bandspanning controleren.
Zo nodig corrigeren.
√√√√
11
*
Wiellagers Lager controleren op losheid of schade. √√√√
12
*
Balhoofdlagers
Controleren op lagerspeling en stroefheid in
stuurbeweging.
√√√√√
Smeren met lithiumvet. Elke 20.000 km
13
*
Framebevestigingen
Controleren of alle moeren, bouten en schroeven stevig zijn
vastgezet.
√√√√
14
Zijstandaard,
middenbok
Werking controleren.
Smeren.
√√√√
15
*
Zijstandaardschakelaar Werking controleren. √√√√√
16
*
Voorvork Controleren op werking en olielekkage. √√√√
17
*
Schokdemperunits
Controleren op werking en achterschokdempers op
olielekkage.
√√√√
18
*
Carburateur Stationair motortoerental afstellen. √√√√√
19 Motorolie
Verversen. (Zie pagina 3-2 en 6-17 voor nadere informatie
over het waarschuwingslampje olieverversen.)
Zodra het waarschuwingslampje Olieverversen
gaat branden (na elke 3.000 km).
Olieniveau controleren en machine inspecteren op
olielekkage.
Elke 3.000 km
NR. ONDERDEEL INSPECTIE- OF ONDERHOUDSBEURT
KILOMETERSTAND (× 1.000 km)
JAARLIJKSE
CONTROLE
1 10203040
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 53
6-5
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
DAU03884
OPMERKING:
8 Het luchtfilter dient vaker te worden gecontroleerd wanneer u in een extreem vochtige of stoffige omgeving rijdt.
8 Hydraulisch remsysteem
9 Controleer regelmatig het remvloeistofniveau en vul zo nodig bij.
9 Elke twee jaar moeten de inwendige onderdelen van de hoofdremcilinders en de remklauwen worden vervangen en de rem-
vloeistof worden ververst.
9 De remslangen dienen elke vier jaar te worden vervangen, of wanneer deze zijn gescheurd of beschadigd.
20
*
Olieaanzuigzeef Reinigen.
21
*
Koelsysteem
Koelvloeistofniveau controleren en machine inspecteren op
koelvloeistoflekkage.
√√√√
Verversen. Elke 3 jaar
22 Cardanolie
Controleer de machine op olielekkage. √√
Verversen. √√√
23
*
V-snaar Vervangen. Elke 20.000 km
24
*
Remlichtschakelaars
voor- en achterrem
Werking controleren. √√√√√
25
Bewegende delen en
kabels
Smeren. √√√√
26
*
Gaskabelhuis en
gaskabel
Controleer werking en vrije slag.
Stel zo nodig de vrije slag van de gaskabel af.
Smeer het gaskabelhuis en de gaskabel.
√√√√
27
*
Verlichting,
signaleringssysteem en
schakelaars
Werking controleren.
Richthoek koplamplichtbundel afstellen.
√√√√√
NR. ONDERDEEL INSPECTIE- OF ONDERHOUDSBEURT
KILOMETERSTAND (× 1.000 km)
JAARLIJKSE
CONTROLE
1 10203040
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 54
6-6
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
DAU03624
Stroomlijnpanelen en
framepaneel verwijderen en
aanbrengen
Stroomlijnpanelen en framepaneel, verwijderen en aanbrengen
Bij het uitvoeren van sommige onder-
houdswerkzaamheden beschreven in dit
hoofdstuk moeten de hierboven afgebeel-
de stroomlijn- en framepanelen worden
verwijderd. Neem deze paragraaf door
wanneer een stroomlijn- of framepaneel
moet worden verwijderd of aangebracht.
1
1. Stroomlijnpaneel A
1
1. Stroomlijnpaneel C
1
1. Stroomlijnpaneel B
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 55
6-7
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
1
1. Paneel A
2. Verwijder de schroeven in de
stroomlijn.
2
1
1
1. Schroef (×4)
2. Stroomlijnpaneel A
DAU03615
Stroomlijnpaneel A
Verwijderen van stroomlijnpaneel
1. Trek de voetplaatmatten aan linker-
zijde omhoog zoals getoond.
1
2
1. Voetplaatmat A
2. Voetplaatmat B
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 56
6-8
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
3. Trek het stroomlijnpaneel iets
omlaag en vervolgens naar buiten,
zoals getoond in de afbeelding.
DAU03632
Stroomlijnpaneel B
Verwijderen van stroomlijnpaneel
1. Trek de voetplaatmatten aan rech-
terzijde omhoog zoals getoond.
1
2
1. Voetplaatmat A
2. Voetplaatmat B
Aanbrengen van het stroomlijnpaneel
1. Steek de lippen aan het stroomlijn-
paneel in de sleuven zoals getoond
in de afbeelding en breng dan de
schroeven aan.
2. Leg de voetplaatmatten weer terug
in de oorspronkelijke positie.
DCA00067
<>
Wees voorzichtig en zorg dat de lippen
aan het stroomlijnpaneel niet worden
beschadigd terwijl dit wordt aange-
bracht of losgehaald.
1
1. Lippen (×10)
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 57
6-9
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
2. Verwijder de schroeven.
2
1
1
1. Schroef (×4)
2. Stroomlijnpaneel B
Aanbrengen van het stroomlijnpaneel
1. Steek de lippen aan het stroomlijn-
paneel in de sleuven zoals getoond
in de afbeelding en breng dan de
schroeven aan.
2. Leg de voetplaatmatten weer terug
in de oorspronkelijke positie.
DCA00067
<>
Wees voorzichtig en zorg dat de lippen
aan het stroomlijnpaneel niet worden
beschadigd terwijl dit wordt aange-
bracht of losgehaald.
1
1. Lippen (×10)
3. Trek het stroomlijnpaneel iets
omlaag en vervolgens naar buiten,
zoals getoond in de afbeelding.
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 58
6-10
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
DAU03617
Stroomlijnpaneel C
Verwijderen van stroomlijnpaneel
1. Verwijder de schroeven en trek het
paneel terug zoals getoond.
1
1. Schroef (×2)
2. Druk het paneel iets aan en trek dan
terug zoals getoond in de afbeel-
ding.
DCA00067
<>
Wees voorzichtig en zorg dat de lippen
aan het stroomlijnpaneel niet worden
beschadigd terwijl dit wordt aange-
bracht of losgehaald.
a
a
a. Druk.
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 59
6-11
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
Aanbrengen van het stroomlijnpaneel
1. Steek de lippen aan het stroomlijn-
paneel in de sleuven zoals getoond
en druk dan het stroomlijnpaneel
aan tot dit vastklikt.
2. Draai de schroeven vast in het
stroomlijnpaneel.
1
2
1. Lippen (×4)
2. Sleuf (×4)
DAU03628
Paneel A
Verwijderen van het paneel
Verwijder de bouten en trek het paneel
los zoals getoond.
1
2
1. Bout (×2)
2. Paneel A
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 60
6-12
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
Aanbrengen van het paneel
Plaats het paneel in de oorspronkelijke
positie en breng dan de bouten aan.
1
1
1. Lippen (×4)
De bougie verwijderen
1. Verwijder het stroomlijnpaneel B.
(Zie pagina 6-8 voor de werkwijze bij
verwijderen en aanbrengen van het
stroomlijnpaneel.)
2. Verwijder de bougiedop.
1
1. Bougiedop
DAU03620
Controleren van de bougie
De bougie is een belangrijk motoronder-
deel dat gemakkelijk te controleren is.
Door hitte en aanslag slijten bougies op
de lange duur. Daarom moeten bougies
worden verwijderd en gecontroleerd vol-
gens het periodieke onderhouds- en
smeerschema. Bovendien kan aan het
uiterlijk van de bougie de conditie van de
motor worden afgelezen.
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 61
6-13
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
3. Verwijder de bougie zoals weerge-
geven met behulp van de bougie-
sleutel uit de boordgereedschapsset.
1
1. Bougiesleutel
De bougie monteren
1. Meet de elektrodenafstand met een
draadvoelmaat. Stel de afstand
indien nodig af volgens de specifica-
tie.
2. Reinig het oppervlak van de bougie-
pakking en het pasvlak en verwijder
eventueel vuil uit de schroefdraad
van de bougie.
3. Breng de bougie aan met behulp
van de bougiesleutel en zet vast met
het correcte aanhaalmoment.
a
a. Elektrodenafstand
Controleren van de bougie
1. Controleer of de porseleinen isolator
rondom de centrale elektrode van de
bougie een middeldonkere tot lichte
kleur vertoont (de ideale kleur bij
normaal gebruik van de scooter).
OPMERKING:
De motor is misschien defect als de bou-
gie een duidelijk andere kleur heeft.
Probeer dergelijke problemen niet zelf
vast te stellen. Laat in plaats daarvan uw
scooter nakijken door een Yamaha
dealer.
2. Controleer de bougie op afslijting
van de elektroden en op overmatige
koolstof- of andere aanslag. Vervang
de bougie als dat nodig is.
Voorgeschreven bougie:
DR8EA (NGK)
Elektrodenafstand:
0,60,7 mm
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 62
6-14
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
OPMERKING:
Als er geen momentsleutel voorhanden is
om de bougie te monteren, is het aan-
haalmoment ongeveer correct als een
kwartslag tot een halve slag-verder dan
handvast wordt aangedraaid. De bougie
moet echter zo snel mogelijk naar het
juiste aanhaalmoment worden aange-
draaid.
4. Installeer de bougiedop.
5. Breng het stroomlijnpaneel aan.
Om het motorolieniveau te controleren
1. Zet de scooter op de middenbok.
OPMERKING:
Zorg dat de scooter rechtop staat bij het
controleren van het motorolieniveau.
Wanneer de scooter iets schuin staat,
kan het niveau al foutief worden afgele-
zen.
2. Start de motor, laat hem een paar
minuten warmdraaien en zet hem
dan uit.
DAU04611
Motorolie
Motorolie
Voor iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Verder moet de
olie worden ververst volgens de interval-
perioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema en wan-
neer het controlelampje olieverversings-
termijn gaat branden.
Aanhaalmoment:
Bougie:
17,5 Nm (1,75 m·kgf)
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 63
6-15
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
3. Wacht een paar minuten om de olie
tot rust te laten komen, verwijder de
olievuldop, veeg de peilstok schoon,
steek deze weer in de vulopening
(zonder vast te draaien) en neem
dan weer uit om het olieniveau te
controleren.
OPMERKING:
De motorolie moet tussen de merkstre-
pen voor minimum- en maximumniveau
staan.
3
1
2
1
1. Olievuldop
2. Merkstreep maximum niveau
3. Merkstreep minimum niveau
Verversen van de motorolie
1. Start de motor, laat hem een paar
minuten warmdraaien en zet hem
dan uit.
2. Zet een oliecarter onder de motor
om de gebruikte olie op te vangen.
3. Verwijder de olievuldop en de aftap-
plug om de olie uit het carter te laten
stromen.
1
1. Aftapplug motorolie
4. Als de motorolie beneden de merks-
treep voor minimumniveau staat, vul
dan voldoende olie, van de aanbe-
volen soort, bij tot het correcte
niveau.
5. Steek de peilstok in de vulopening
en draai dan de olievuldop vast.
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 64
6-16
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
4. Controleer of de onderlegring
beschadigd is en vervang hem als
dat nodig is.
5. Breng de onderlegring en de olieaf-
tapplug aan en zet de plug dan vast
met het voorgeschreven aanhaalmo-
ment.
OPMERKING:
Controleer of de onderlegring correct
aanligt.
1
2
1. Aftapplug motorolie
2. Ring
7. Start de motor, laat hem een paar
minuten stationair draaien en contro-
leer daarbij op olielekkage. Als er
sprake is van olielekkage, zet de
motor dan direct af en zoek de oor-
zaak.
8. Stel het controlelampje olieverver-
singstermijn op de volgende wijze
terug.
6. Vul bij met de voorgeschreven hoe-
veelheid van de aanbevolen motoro-
lie, monteer dan de olievuldop en zet
deze vast.
DCA00140
<>
8 Gebruik geen olieën met een CD
dieselspecificatie of olieën met
een hogere kwaliteit dan gespeci-
ficeerd. Gebruik ook geen oliën
met een ENERGY CONSERVING
II of hogere aanduiding.
8 Zorg dat er geen verontreinigin-
gen in het carter terecht komen.
Aanhaalmoment:
Aftapplug motorolie:
20 Nm (2,0 m·kgf)
Aanbevolen motorolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
Periodieke olieverversing:
1,2 L
Totale hoeveelheid (droge motor):
1,4 L
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 65
6-17
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
Terugstellen van controlelampje olie-
verversingstermijn.
1. Draai de sleutel naar ON.
1
1. Terugstelknop
OPMERKING:
Als de motorolie werd ververst voordat
het controlelampje olieverversingstermijn
brandde (dus voordat de periodieke inter-
valperiode voor olieverversing was vers-
treken), moet het controlelampje na de
olieverversing worden teruggesteld om
het eerstvolgende tijdstip voor olieverver-
sing correct aan te geven. Volg de hierbo-
ven beschreven werkwijze ook om het
controlelampje olieverversingstermijn
terug te stellen voordat de olieverver-
singstermijn was verstreken, maar kijk
wel of het controlelampje ca. 1,4 seconde
brandt nadat de terugstelknop is losgela-
ten; zo niet, herhaal dan de procedure.
2. Houd de terugstelknop gedurende
twee tot vijf seconden ingedrukt.
3. Laat de terugstelknop los, het con-
trolelampje olieverversingstermijn
zal nu uitgaan.
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 66
6-18
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
DAU04228
Cardanolie
Cardanolie
Vóór elke rit moet het cardanhuis worden
gecontroleerd op olielekkage. Ingeval van
lekkage dient u de scooter door een
Yamaha dealer te laten nakijken en te
laten repareren. Bovendien dient de car-
danolie als volgt te worden ververst op de
aangegeven tijdstippen in het periodieke
onderhouds- en smeerschema.
1. Start de motor, warm deze op door
een paar minuten te gaan rijden en
zet dan de motor af.
2. Zet de scooter op de middenbok.
3. Plaats een oliecarter onder het car-
danhuis om de gebruikte olie op te
vangen.
DWA00062
X@
8 Zorg ervoor dat geen verontreini-
gingen het cardanhuis kunnen
binnendringen.
8 Zorg ervoor dat geen olie op de
banden of wielen terecht komt.
1
1. Aftapplug cardanolie
4. Verwijder de olievuldop en de aftap-
plug om de olie uit het cardanhuis af
te tappen.
5. Breng de olieaftapplug voor het car-
danhuis aan en zet hem vast met
het voorgeschreven aanhaalmo-
ment.
6. Voeg de benodigde hoeveelheid
aanbevolen cardanolie toe. Breng
vervolgens de olievuldop aan en
draai deze vast.
1
1. Olievuldop voor cardanolie
Aanhaalmoment:
Aftapplug cardanolie:
22 Nm (2,2 m·kgf)
Aanbevolen cardanolie:
Zie pagina 8-2.
Oliehoeveelheid:
0,25 L
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 67
6-19
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
7. Controleer het cardanhuis op olielek-
kage. Zoek ingeval van lekkage naar
de oorzaak.
2. Controleer het koelvloeistofniveau in
het reservoir.
OPMERKING:
Het koelvloeistofniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum en maximum
niveau staan.
1
2
1. Merkstreep maximum niveau
2. Merkstreep minimum niveau
DAU04927
Koelvloeistof
Koelvloeistof
Het koelvloeistofreservoir bevindt zich
onder de accukap. (Zie pagina 6-34 voor
instructies over verwijderen en aanbren-
gen van de accukap.)
Controleren van het koelvloeistofni-
veau
1. Zet de scooter op een vlakke onder-
grond en houd hem rechtop.
OPMERKING:
8 Het koelvloeistofniveau moet worden
gecontroleerd terwijl de motor koud
is, temperatuurverschillen zijn name-
lijk van invloed op het niveau.
8 Zorg dat de scooter rechtop staat bij
het controleren van het koelvloeistof-
niveau. Wanneer hij iets schuin
staat, kan het niveau al foutief wor-
den afgelezen.
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 68
6-20
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
3. Open de reservoirdop, vul koelvloei-
stof bij tot de merkstreep voor maxi-
mumniveau en sluit de reservoirdop
weer als de koelvloeistof bij of bene-
den de merkstreep voor minimumni-
veau staat.
4. Breng de accukap aan.
1
1. Reservoirdop koelvloeistofreservoir
OPMERKING:
De radiatorkoelvin schakelt automatisch
aan of uit, afhankelijk van de temperatuur
van de koelvloeistof in de koelvloeistofra-
diator. Als de motor oververhit raakt,
staan op pagina 6-44 nadere instructies
vermeld.
DC000080
<>
8 Als er geen koelvloeistof voorhan-
den is, gebruik in plaats daarvan
dan gedistilleerd water of zacht
leidingwater. Gebruik geen hard
water of zout water, hierdoor kan
de motor worden beschadigd.
8 Wanneer water werd gebruikt in
plaats van koelvloeistof, ververs
dan zo snel mogelijk met koel-
vloeistof, anders wordt de motor
onvoldoende gekoeld en is het
koelsysteem niet beschermd
tegen bevriezing en corrosie.
8 Als water aan de koelvloeistof is
toegevoegd, vraag dan zo snel
mogelijk een Yamaha dealer het
antivries percentage van de koel-
vloeistof te controleren, anders
zal de koelvloeistof minder effec-
tief zijn.
Inhoud koelvloeistofreservoir
(tot aan de merkstreep voor
maximumniveau):
0,4 L
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 69
6-21
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
DAU03627
Luchtfilter en
luchtfilterelementen in
v-snaarbehuizing
Luchtfilter en luchtfilterelementen in v-snaarbehuizing, reinigen
Het luchtfilter en de luchtfilterelementen
in de v-snaarbehuizing moeten worden
gereinigd volgens de intervalperioden
vermeld in het periodieke smeer- en
onderhoudsschema. Reinig beide luchtfil-
terelementen vaker als u in zeer stoffige
of vochtige gebieden rijdt.
DC000092
<>
8 Controleer of beide luchtfilterele-
menten correct in de behuizingen
zijn aangebracht.
8 Laat de motor nooit draaien terwijl
de luchtfilterelementen afwezig
zijn, dat kan leiden tot overmatige
slijtage bij de zuiger en/of de cilin-
der.
4. Controleer of het sponsmateriaal
beschadigd is en vervang zo nodig.
5. Laat het sponsmateriaal eerst
drogen.
6. Breng olie van de aanbevolen soort
aan op het hele oppervlak van het
luchtfilterelement en wring dan de
overtollige olie uit.
Reinigen van het luchtfilterelement
1. Zet de scooter op de middenbok.
2. Verwijder het luchtfilterdeksel door
de schroeven te verwijderen.
3. Trek het sponsmateriaal naar buiten
samen met het gaasblad, reinig met
oplosmiddel en knijp dan het achter-
gebleven oplosmiddel uit.
1
2
2
3
4
1. Luchtfilterdeksel door
2. Schroef (×5)
3. Sponsmateriaal
4. Gaasfilter
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 70
6-22
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
OPMERKING:
Het sponsmateriaal moet nat zijn maar
mag niet druipen.
7. Breng het sponsmateriaal aan in het
luchtfilterhuis.
8. Monteer het luchtfilterdeksel door de
schroeven aan te brengen.
4. Trek het filterelement naar buiten en
blaas dan met perslucht het vuil naar
buiten zoals getoond.
5. Controleer het luchtfilterelement in
de v-snaarbehuizing op beschadi-
ging en vervang als dat nodig is.
6. Monteer het luchtfilterdeksel in de v-
snaarbehuizing door de schroeven
aan te brengen.
7. Monteer het luchtfilterdeksel door de
schroeven aan te brengen.
8. Breng het stroomlijnpaneel aan.
2
1
1. Luchtfilterdeksel V-snaarbehuizing door
2. Luchtfilterelement
Het luchtfilterelement in de v-snaarbe-
huizing reinigen
1. Verwijder het stroomlijnpaneel A.
(Zie pagina 6-7 voor de werkwijze bij
verwijderen en aanbrengen van het
stroomlijnpaneel.)
2. Verwijder het luchtfilterdeksel door
de schroeven te verwijderen.
3. Verwijder het luchtfilterdeksel op de
v-snaarbehuizing door de schroeven
te verwijderen.
2
1
1. Luchtfilterdeksel V-snaarbehuizing door
2. Schroef (×3)
Aanbevolen olie:
Motorolie
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 71
6-23
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
DAU03094
Luchtaanzuigschuif
Luchtaanzuigschuif
Het openen van de luchtaanzuigschuif
kan helpen om de luchtturbulentie te ver-
minderen.
Om de luchtaanzuigschuif te openen
Beweeg de chokehendel richting a.
Om de luchtaanzuigschuif te sluiten
Beweeg de chokehendel richting b.
DCA00049
<>
Zorg dat de luchtaanzuigschuif geslo-
ten is wanneer u in de regen rijdt en
terwijl de scooter wordt gewassen.
1
2
b
3
a
1. Luchtaanzuigschuif
2. Luchtinlaat
3. Hendel
DAU00637
Afstellen van de klepspeling
Klepspeling, afstellen
De klepspeling kan tijdens gebruik gaan
afwijken, waardoor de lucht/brandstof-
verhouding kan veranderen en/of het
motorgeluid toeneemt. Om dit te voorko-
men moet de klepspeling door een
Yamaha dealer worden afgesteld volgens
de intervalperioden vermeld in het perio-
dieke smeer- en onderhoudsschema.
DAU00635
Afstellen van de vrije slag van
de gaskabel
Gaskabel, afstellen van vrije slag
De vrije slag van de gaskabel dient
35 mm te bedragen bij de gasgreep.
Controleer de vrije slag van de gaskabel
regelmatig en laat zo nodig afstellen door
een Yamaha dealer.
a
a. Vrije slag van de gaskabel
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 72
6-24
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
DAU04551
Banden
Banden
Let ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een optima-
le prestatie, levensduur en veilige werking
van uw scooter.
Bandspanning
De bandspanning moet voor elke rit wor-
den gecontroleerd en eventueel worden
bijgesteld.
DW000082
X@
8 De bandspanning moet worden
gecontroleerd en afgesteld terwijl
de banden koud zijn (wanneer de
temperatuur van de banden gelijk
is aan de omgevingstemperatuur).
8 De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en
het totale gewicht van rijder, pas-
sagier, bagage en accessoires dat
voor dit model is vastgesteld.
Maximale belasting* 185 kg
* Totaal gewicht van motorrijder, passagier, bagage
en accessoires
Bandenspanning
(gemeten op koude banden)
Belasting* Voor Achter
Tot 90 kg
175 kPa
(1,75 kgf/cm
2
,
1,75 bar)
200 kPa
(2,00 kgf/cm
2
,
2,00 bar)
90 kgmaximale
200 kPa
(2,00 kgf/cm
2
,
2,00 bar)
225 kPa
(2,25 kgf/cm
2
,
2,25 bar)
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 73
6-25
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
DW000077
X@
De aanwezigheid van bagage is van
grote invloed op het weggedrag, de
rem- en rij-eigenschappen en de veilig-
heid van uw motor, neem dus de vol-
gende voorzorgen in acht.
8 DE SCOOTER NOOIT OVERBELA-
DEN! Rijden met een overbeladen
scooter kan leiden tot beschadi-
ging van de banden, controlever-
lies of ernstig letsel. Zorg ervoor
dat het totale gewicht van de
motorrijder, lading en accessoires
de maximaal toegestane belasting
van het voertuig niet overschrijdt.
8 Vervoer geen los verpakte spullen
die tijdens de rit kunnen gaan
schuiven.
8 Bevestig de zwaarste spullen op
veilige wijze dicht bij het midden
van de scooter en verdeel het
gewicht over beide zijden.
Inspectie van banden
Voor elk rit moeten de banden worden
gecontroleerd. Als de bandprofieldiepte
op het midden van de band de vermelde
limiet heeft bereikt, de band spijkers of
stukjes glas bevat of wanneer de wang
van de band scheurtjes vertoont, moet de
band onmiddellijk door een Yamaha
dealer worden vervangen.
1
a
1. Bandwang
a. Bandprofieldiepte
8 Pas de luchtdruk in de wielophan-
ging en de bandspanning aan op
het te vervoeren gewicht.
8 Controleer vóór iedere rit de con-
ditie en spanning van de banden.
Minimale bandprofiel-
diepte (voor en achter)
1,6 mm
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 74
6-26
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
OPMERKING:
De slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is
voor diverse landen verschillend. Neem
altijd de lokale voorschriften in acht.
Bandeninformatie
Deze scooter is uitgerust met tubeless
banden.
DAU03773
Gietwielen
Wielen
Let ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een optima-
le prestatie, levensduur en veilige werking
van uw scooter.
8 Controleer de velgen voor iedere rit
op scheurtjes, verbuiging of krom-
trekken. Laat ingeval van schade het
wiel door een Yamaha dealer ver-
vangen. Probeer het wiel nooit zelf
te repareren, hoe klein de reparatie
ook is. Vervang een wiel dat ver-
vormd is of haarscheurtjes vertoont.
8 Na het vervangen van een wiel of
band moet het wiel worden uitgeba-
lanceerd. Een niet uitgebalanceerd
wiel zal mogelijk slecht functioneren,
of kan een slechte wegligging en
een verkorte levensduur van de ban-
den tot gevolg hebben.
DAU00683
X@
8 Laat sterk versleten banden door
een Yamaha dealer vervangen.
Rijden op een motor met versle-
ten banden is niet alleen verbo-
den, maar dit heeft ook een aver-
echts effect op de rijstabiliteit,
waardoor u de macht over het
stuur zou kunnen verliezen.
8 De vervanging van onderdelen
van wielen en remmen, inclusief
banden, dient te worden overgela-
ten aan een Yamaha dealer, die
over de nodige vakkundige kennis
en ervaring beschikt.
VOOR
Merk Maat Model
IRC 110/90-12 64L MB67
MICHELIN 110/90-12 64L BOPPER
ACHTER
Merk Maat Model
IRC 130/70-12 62L MB67
MICHELIN 130/70-12 62L BOPPER
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 75
6-27
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
8 Rijd niet te snel direct na het verwis-
selen van een band. Het bandopper-
vlak dient eerst te zijn ingereden
voordat het zijn optimale eigen-
schappen verkrijgt.
1. Draai de borgmoer bij de remhendel
los.
2. Draai voor meer vrije slag van de
remhendel de stelbout richting a.
Draai voor minder vrije slag van de
remhendel de stelbout richting b.
3. Draai de borgmoer aan.
DW000101
X@
Vraag een Yamaha dealer de afstelling
te doen als de juiste afstelling niet
haalbaar is volgens de beschreven
werkwijze.
1
c
a
b
2
1. Borgmoer
2. Stelbout
c. Vrie slag van de remhendels
DAU00703
Vrije slag van voor- en
achterremhendel afstellen
Brake lever free play, adjusting
De vrije slag van de voor- en achterrem-
hendel moet 25 mm bedragen, zoals
getoond. Controleer de vrije slag van de
voor- en achterremhendel regelmatig en
stel zo nodig als volgt af.
a
b
c
1
2
1. Borgmoer
2. Stelbout
c. Vrie slag van de remhendels
VOOR
ACHTER
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 76
6-28
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
DAU00721
Controleren van de remblokken
voor- en achter
Remblokken, controleren
De remblokken in de voor- en achterrem
moeten worden gecontroleerd op slijtage
volgens de intervalperioden voorgeschre-
ven in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
2. Breng de remklauwbout aan en zet
deze dan vast met het voorgeschre-
ven aanhaalmoment.
1
1. Slijtage-indicatiegroef
DAU04583
Remblokken voorrem
Elk voorremblok heeft een eigen slijtage-
indicatorgroef, zodat het remblok kan
worden gecontroleerd zonder de rem te
demonteren. Controleer de remblokslijta-
ge als volgt.
1. Verwijder de remklauwbout en kan-
tel dan de remklauw naar voren om
de slijtage-indicatorgroef te controle-
ren. Wanneer een remblok zover is
afgesleten dat de slijtage-indicator-
groef vrijwel is verdwenen, vraag
dan een Yamaha-dealer de remblok-
ken als set te vervangen.
1
2
1. Remklauwbout
2. Remklauw
Aanhaalmoment:
Remklauwbout:
26,5 Nm (2,65 m·kgf)
VOOR
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 77
6-29
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
DAU03939
Remblokken achterrem
Elk achterremblok heeft een eigen slijta-
ge-indicatorgroef, zodat het remblok kan
worden gecontroleerd zonder de rem te
demonteren. Let op de slijtage-indicator-
groef om de remblokslijtage te controle-
ren. Wanneer een remblok zover is afge-
sleten dat de slijtage-indicatorgroef vrijwel
is verdwenen, vraag dan een Yamaha
dealer de remblokken als set te vervan-
gen.
1
1. Slijtage-indicatiegroef
Neem de volgende voorzorgsmaatrege-
len in acht:
8 Bij het controleren van het remvloei-
stofniveau moet het bovenvlak van
het remvloeistofreservoir horizontaal
staan.
8 Gebruik uitsluitend de voorgeschre-
ven kwaliteit remvloeistof, anders
kunnen de rubber afdichtingen ver-
slechteren en zo lekkage en slechte
remwerking teweegbrengen.
1
1. Merkstreep minimum niveau
DAU04856
Controleren van
remvloeistofniveau
Remvloeistofniveau, controleren
Bij een tekort aan remvloeistof kan lucht
het remsysteem binnendringen, waarna
de remwerking mogelijk minder effectief
is.
Controleer alvorens te gaan rijden of de
remvloeistof boven de merkstreep voor
minimumniveau staat en vul zo nodig bij.
Een laag remvloeistofniveau wijst moge-
lijk op verregaande remblokslijtage en/of
lekkage in het remsysteem. Als het rem-
vloeistofniveau laag is, controleer dan de
remblokken op slijtage en het remsys-
teem op lekkage.
1
1. Merkstreep minimum niveau
ACHTER VOOR ACHTER
Aanbevolen remvloeistof:
DOT 4
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 78
6-30
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
8 Vul bij met hetzelfde type remvloei-
stof. Bij vermengen van verschillen-
de typen remvloeistof kunnen
schadelijke chemische reacties
optreden en kan de remwerking ver-
slechteren.
8 Pas op en zorg dat tijdens bijvullen
geen water het remvloeistofreservoir
kan binnendringen. Water zal het
kookpunt van de remvloeistof aan-
zienlijk verlagen zodat dampbelvor-
ming kan optreden.
8 Remvloeistof kan gelakte of kunst-
stof onderdelen aantasten. Veeg
gemorste remvloeistof steeds direct
af.
8 Naarmate de remblokken afslijten,
zal het remvloeistofniveau geleidelijk
verder dalen. Vraag echter wel een
Yamaha dealer om een inspectie als
het remvloeistofniveau plotseling
sterk is gedaald.
DAU02962
Controleren en smeren van de
kabels
Kabels, controleren en smeren
De werking van alle bedieningskabels en
de conditie van de kabels moeten vóór
iedere rit worden gecontroleerd. De
kabels en de kabeleinden dienen zo
nodig te worden gesmeerd. Vraag een
Yamaha dealer een kabel te controleren
of te vervangen wanneer deze is bescha-
digd of niet soepel beweegt.
DW000112
X@
Bij een beschadiging van de buitenka-
bel kan de kabelbediening verslechte-
ren en de binnenkabel gaan roesten.
Vervang een beschadigde kabel zo
snel mogelijk om onveilige condities te
voorkomen.
DAU03976
Verversen van remvloeistof
Remvloeistof, verversen
Vraag een Yamaha dealer de remvloei-
stof te verversen volgens de intervalperio-
den voorgeschreven onder OPMERKING
in het periodieke smeer- en onderhouds-
schema. Laat bovendien de olie-afdichtin-
gen van de hoofdremcilinders en de rem-
klauwen en de remslangen vervangen
volgens de intervalperioden of wanneer
ze lekken of zijn beschadigd.
8 Olie-afdichtingen: Vervang elke twee
jaar.
8 Remslangen: Vervang elke vier jaar.
Aanbevolen smeermiddel:
Motorolie
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 79
6-31
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
DAU04034
Controleren en smeren van
gasgreep en gaskabel
Gasgreep en gaskabel, controleren en smeren
De werking van de gasgreep hoort voor-
afgaand aan elke rit te worden gecontro-
leerd. Smeer of vervang ook de gaskabel
volgens de intervaltijden gespecificeerd in
het periodiek onderhoudsschema.
DAU03371
Controleren en smeren van
middenbok en zijstandaard
Middenbok en zijstandaard, controleren en smeren
De werking van de middenbok en de
zijstandaard moet voorafgaand aan elke
rit worden gecontroleerd en de scharnier-
punten en de metaal-op-metaal contact-
vlakken moeten zo nodig worden
gesmeerd.
DW000114
X@
Als de middenbok of de zijstandaard
niet soepel omhoog en omlaag
beweegt, vraag dan een Yamaha
dealer deze te controleren of te repare-
ren.
DAU03118
Smeren van voor- en achter-
remhendels
Remhendels, smeren
De scharnierpunten van de voor- en ach-
terremhendels moeten worden gesmeerd
volgens de intervalperioden voorgeschre-
ven in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
Zijstandaard
Aanbevolen smeermiddel:
Lithiumvet (universeel vet)
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 80
6-32
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
Controleren van de werking
1. Plaats de scooter op een horizontale
ondergrond en houd hem verticaal.
2. Bekrachtig de voorrem en druk het
stuur een paar keer stevig naar
beneden om te controleren of de
voorvork soepel in- en uitveert.
DC000098
<>
Als u beschadigingen aantreft of wan-
neer de voorvork niet soepel functio-
neert, laat deze dan door een Yamaha
dealer nakijken of repareren.
DAU02939
Controleren van de voorvork
Voorvork, controleren
De conditie en de werking van de voor-
vork moeten als volgt te worden gecon-
troleerd op de aangegeven tijden in het
periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma.
Controleren van de conditie
DW000115
X@
Ondersteun de scooter goed, zodat
deze niet kan omvallen.
Controleer de binnenste vorkbuizen op
krassen, beschadigingen en overmatige
olielekkage.
Middenbok
Aanbevolen smeermiddel:
Lithiumvet (universeel vet)
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 81
6-33
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
DAU00794
Controle van stuursysteem
Stuursysteem, controle
Losse of versleten balhoofdlagers kunnen
gevaarlijk zijn. De werking van het stuur
moet als volgt worden gecontroleerd vol-
gens de intervalperioden voorgeschreven
in het periodieke smeer- en onderhouds-
schema.
1. Plaats een standaard onder de
motor zodat het voorwiel los is van
de grond.
DW000115
X@
Ondersteun de scooter goed, zodat
deze niet kan omvallen.
DAU01144
Controleren van wiellagers
Wiellagers, controleren
De voor- en achterwiellagers moeten wor-
den gecontroleerd volgens de intervalpe-
rioden voorgeschreven in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema. Als de
wielnaaf speling vertoont of het wiel niet
soepel draait, vraag dan een Yamaha
dealer de wiellagers te controleren.
2. Houd de voorvorkpoten beet bij het
ondereinde en probeer ze naar
voren en achteren te bewegen. Als
speling kan worden gevoeld, vraag
dan een Yamaha dealer het stuur-
systeem te testen.
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 82
6-34
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
DAU04417
Verwijderen van de accukap
Accukap, verwijderen
De accukap moet worden verwijderd om
bij de accu, het zekeringenkastje en de
dop op het koelvloeistofreservoir te kun-
nen komen.
DAU01271
Accu
Accu
Deze scooter is uitgerust met een perma-
nent-dichte accu (onderhoudsvrij type)
waarvoor geen onderhoud vereist is. De
elektrolyt hoeft niet te worden gecontro-
leerd en er hoeft geen gedistilleerd water
te worden bijgevuld.
Om de accu op te laden
Vraag zo snel mogelijk een Yamaha
dealer de accu te laden als deze ontladen
lijkt te zijn. Vergeet niet dat de accu snel-
ler ontladen raakt als de machine is uitge-
rust met optionele elektrische accessoi-
res.
1
1. Accu
Om de accukap te verwijderen haalt u de
mat op de rechtervoetplaat weg zoals
getoond, waarna de schroeven en de
accukap kunnen worden verwijderd.
2
3
1
1. Rechtervoetplaat
2. Schroef (×2)
3. Accukap
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 83
6-35
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
DW000116
X@
8 Elektrolyt is giftig en gevaarlijk
doordat dit zwavelzuur bevat, een
stof die ernstige brandwonden
veroorzaakt. Vermijd contact met
de huid, ogen of kleding en
bescherm uw ogen altijd bij werk-
zaamheden nabij accus. Voer als
volgt EERSTE HULP uit als er
lichamelijk contact is geweest met
elektrolyt.
9 UITWENDIG: Spoel met rijkelijk
veel water.
9 INWENDIG: Drink grote hoe-
veelheden water of melk en
roep direct de hulp in van een
arts.
9 OGEN: Spoel gedurende 15
minuten met water en roep
direct medische hulp in.
Om de accu op te bergen
1. Verwijder de accu als de scooter
een maand lang niet wordt gebruikt,
laad volledig bij en zet hem dan weg
op een koele en droge plek.
2. Als de accu langer dan twee maan-
den wordt weggeborgen, moet deze
minstens eenmaal per maand wor-
den gecontroleerd; laad de accu dan
steeds volledig bij als dat nodig is.
3. Laad de accu volledig bij alvorens te
installeren.
8 Accus produceren het explosieve
waterstofgas. Houd daarom von-
ken, open vuur, sigaretten e.d. uit
de buurt van de accu en zorg voor
voldoende ventilatie bij acculaden
in een afgesloten ruimte.
8 HOUD DEZE EN ALLE ACCUS
BUITEN BEREIK VAN KINDEREN.
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 84
6-36
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
DC000102
<>
8 Zorg dat de accu altijd geladen
blijft. Door een accu in ontladen
toestand weg te bergen kan per-
manente accuschade ontstaan.
8 Om een permanent-dichte accu
(onderhoudsvrij type) te laden, is
een speciale acculader (met con-
stante laadspanning) vereist. Bij
gebruik van een conventionele
acculader raakt de accu bescha-
digd. Wanneer u niet beschikt
over een speciale acculader voor
permanent-dichte accus (onder-
houdsvrij type), vraag dan een
Yamaha dealer uw accu op te
laden.
2. Verwijder de doorgebrande zekering
en breng een nieuwe zekering met
de voorgeschreven ampèrewaarde
aan.
DC000103
<>
Gebruik geen zekering met een hoger
ampèrage dan is voorgeschreven, om
ernstige schade aan het elektrisch
systeem en mogelijk brandgevaar te
vermijden.
3. Draai de contactsleutel in ON en
schakel het betreffende elektrische
circuit in om te zien of de apparatuur
werkt.
4
5
6
7
1
3
2
7
8
1. Hoofdzekering
2. Reservezekering (klok)
3. Zekering radiatorkoelvin
4. Zekering ontstekingssysteem
5. Koplampzekering
6. Zekering signaleringssysteem
7. Reservezekering (×4)
8. Reservehoofdzekering
DAU04110
Zekeringen vervangen
Zekeringen, vervangen
De zekeringenkastjes bevinden zich
onder de accukap. (Zie pagina 6-34 voor
instructies over verwijderen en aanbren-
gen van de accukap.)
Vervang een zekering als volgt als deze
is doorgebrand.
1. Draai de sleutel naar OFF en scha-
kel alle elektrische circuits uit.
Voorgeschreven zekeringen:
Hoofdzekering: 30 A
Reservezekering (klok): 10 A
Zekering radiatorkoelvin: 4 A
Zekering
ontstekingssysteem: 7,5 A
Koplampzekering: 15 A
Zekering
signaleringssysteem: 15 A
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 85
6-37
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
4. Als de zekering direct opnieuw door-
brandt, vraag dan een Yamaha
dealer het elektrisch systeem te con-
troleren.
3. Maak de koplampstekker los en ver-
wijder dan de gloeilampkap.
1
2
1. Koplampstekker
2. Gloeilampkap
DAU04128
Koplampgloeilamp vervangen
Koplampgloeilamp, vervangen
De koplampen op deze scooter hebben
halogeen gloeilampen. Vervang een kop-
lampgloeilamp als volgt als deze is door-
gebrand.
1. Zet de scooter op de middenbok.
2. Verwijder het paneel A. (Zie pagina
6-11 voor het verwijderen en aan-
brengen van het paneel).
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 86
6-38
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
4. Haak de gloeilamphouder los en ver-
wijder dan de defecte gloeilamp.
DW000119
X@
Koplampgloeilampen worden zeer
heet. Houd daarom brandbare produc-
ten uit de buurt van een koplampgloei-
lamp en raak het lampglas niet aan
zolang dit niet is afgekoeld.
1
1. Gloeilamphouder
DC000105
<>
Raak het glas van de koplampgloei-
lamp niet aan zodat dit vetvrij blijft,
anders kan de doorzichtigheid van het
glas, de lichtintensiteit en de levens-
duur nadelig worden beïnvloed. Wrijf
eventuele verontreinigingen en vinger-
afdrukken op het gloeilampglas weg
met een doekje gedrenkt in alcohol of
thinner.
6. Breng de gloeilampkap aan en sluit
dan de koplampstekker aan.
a
a. Raak het glas van de gloeilamp niet aan.
5. Breng een nieuwe koplampgloei-
lamp aan en zet deze dan vast met
de gloeilamphouder.
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 87
6-39
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
7. Monteer het paneel.
8. Vraag zo nodig een Yamaha-dealer
de koplamplichtbundel af te stellen.
3. Verwijder de lampfitting (samen met
de richtingaanwijzergloeilamp) door
deze linksom te draaien.
4. Verwijder de defecte gloeilamp door
deze in te drukken en linksom te
draaien.
5. Breng een nieuwe gloeilamp aan in
de fitting, druk de lamp aan en draai
rechtsom tot hij stuit.
6. Breng de lampfitting aan (samen
met de gloeilamp) door deze recht-
som te draaien.
7. Monteer het paneel.
1
1. Lampfitting
DAU03111
Gloeilamp in voorste
richtingaanwijzer vervangen
Gloeilamp richtingaanwijzer (voor), vervangen
1. Zet de scooter op de middenbok.
2. Verwijder het paneel A. (Zie pagina
6-11 voor het verwijderen en aan-
brengen van het paneel.)
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 88
6-40
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
DAU03618
Gloeilamp achterste
richtingaanwijzer vervangen
Gloeilamp richtingaanwijzer (achter), vervangen
1. Zet de scooter op de middenbok.
2. Verwijder het stroomlijnpaneel C.
(Zie pagina 6-10 voor de werkwijze
bij verwijderen en aanbrengen van
het stroomlijnpaneel.)
DAU03619
Gloeilamp in
remlicht/achterlicht vervangen
Gloeilamp remlicht/achterlicht, vervangen
1. Zet de scooter op de middenbok.
2. Verwijder het stroomlijnpaneel C.
(Zie pagina 6-10 voor de werkwijze
bij verwijderen en aanbrengen van
het stroomlijnpaneel.)
3. Verwijder de lampfitting (samen met
de gloeilamp) door deze linksom te
draaien.
4. Verwijder de defecte gloeilamp door
deze uit te trekken.
5. Steek een nieuwe gloeilamp in de fit-
ting.
6. Breng de lampfitting aan (samen
met de gloeilamp) door deze recht-
som te draaien.
7. Breng het stroomlijnpaneel aan.
1
1. Lampfitting
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 89
6-41
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
3. Verwijder de lampfitting (samen met
de gloeilamp) door deze linksom te
draaien.
4. Verwijder de defecte gloeilamp door
deze in te drukken en linksom te
draaien.
5. Breng een nieuwe gloeilamp aan in
de fitting, druk de lamp aan en draai
rechtsom tot hij stuit.
6. Breng de lampfitting aan (samen
met de gloeilamp) door deze recht-
som te draaien.
7. Breng het stroomlijnpaneel aan.
1
1. Lampfitting
3. Verwijder de lamplens van de kente-
kenverlichting door de schroeven los
te draaien.
1
2
1. Lamplens kentekenverlichting
2. Schroef (×2)
DAU03621
Gloeilamp in
kentekenverlichting vervangen
Gloeilamp kentekenverlichting, vervangen
1. Zet de scooter op de middenbok.
2. Verwijder het stroomlijnpaneel C.
(Zie pagina 6-10 voor de werkwijze
bij verwijderen en aanbrengen van
het stroomlijnpaneel.)
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 90
6-42
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
4. Verwijder de defecte gloeilamp door
deze uit te trekken.
5. Steek een nieuwe gloeilamp in de fit-
ting.
6. Monteer de lamplens door de
schroeven aan te brengen.
DC000108
<>
Zet de schroeven niet overdreven
strak vast, anders kan de lamplens
breken.
7. Breng het stroomlijnpaneel aan.
1
1. Gloeilamp
DAU03087
Storingzoeken
Storingzoeken
Yamaha scooters ondergaan een grondi-
ge inspectie voordat ze vanaf de fabriek
op transport gaan, maar tijdens gebruik
kunnen toch storingen optreden.
Problemen in de brandstof-, compressie-
of ontstekingssystemen kunnen bijvoor-
beeld de oorzaak zijn van slecht starten
of een afname in motorvermogen.
In de volgende storingzoekschemas is
een snelle en gemakkelijke werkwijze
weergegeven om deze vitale systemen
zelf te kunnen controleren. Ga met uw
scooter echter wel naar een Yamaha
dealer als reparaties nodig zijn, hier zijn
vakkundige monteurs aanwezig die
beschikken over het benodigde gereed-
schap en de ervaring en vakkennis om
het nodige onderhoud aan de machine
correct te verrichten.
Gebruik uitsluitend originele Yamaha ver-
vangingsonderdelen. Niet-originele
onderdelen lijken misschien op Yamaha
onderdelen maar zijn toch vaak van min-
dere kwaliteit en hebben een kortere
levensduur, zodat dan later mogelijk toch
dure reparaties nodig zijn.
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 91
6-43
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
DAU01581
Storingzoekschemas
Storingzoekschemas
Startproblemen of slechte werking van de motor
DW000125
X@
Houd open vuur uit de buurt en rook niet terwijl het brandstofsysteem wordt getest of hieraan wordt gewerkt.
2. Compressie
3. Ontsteking
4. Accu
1. Brandstof
Controleer het
brandstofniveau
in de brandstoftank.
Er is voldoende
brandstof aanwezig.
Er is geen brandstof
aanwezig.
Controleer de compressie.
Vul brandstof bij. De motor start niet. Controleer de compressie.
Bedien de elektrische
startknop.
Er is compressie.
Er is geen compressie.
Controleer de ontsteking.
Vraag een Yamaha dealer de machine te controleren.
Verwijder de bougie en
controleer de elektroden.
Nat
Droog
Schoonvegen met een droge doek. Stel de
elektrodenafstand van de bougie af of vervang de bougie.
Vraag een Yamaha dealer de machine te controleren.
Draai de gasgreep tot
halverwege open en bedien
de elektrische startknop.
De motor start niet.
Controleer de accu.
Bedien de elektrische
startknop.
De motor draait snel rond.
De motor draait
langzaam rond.
De accu is in orde.
Controleer de aansluitingen
van de accukabels en laad
de accu als dat nodig is.
De motor start niet.
Vraag een Yamaha dealer
de machine te controleren.
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 92
6-44
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
Oververhitte motor
DW000070
X@
8 Verwijder de koelvloeistofradiatorvuldop niet terwijl de motor en de koelvloeistofradiator nog heet zijn. Hete vloeistof
en stoom kan naar buiten spuiten en zo ernstige brandwonden veroorzaken. Wacht tot de motor is afgekoeld.
8 Breng na verwijderen van de borgbout voor de koelvloeistofradiatorvuldop een dikke doek, bijvoorbeeld een handdoek,
aan over de koelvloeistofradiatorvuldop en draai deze dan langzaam linksom tegen de aanslag zodat de nog aanwezige
druk kan ontsnappen. Druk de dop omlaag zodra het sisgeluid stopt en draai deze linksom en verwijder de dop.
Wacht tot de
motor is afgekoeld.
Controleer het koelvloeistofniveau
in het reservoir en in de radiator.
Het koelvloeistofniveau
is in orde.
Het koelvloeistofniveau
is laag. Controleer het
koelsysteem op lekkage.
Vraag een Yamaha dealer het koelsysteem
te controleren en te repareren.
Vul koelvloeistof bij.
(Zie OPMERKING.)
Start de motor. Vraag een Yamaha dealer het koelsysteem te
controleren en te repareren als de motor opnieuw oververhit raakt.
Er is lekkage.
Er is geen
lekkage.
OPMERKING:
Als geen koelvloeistof beschikbaar is, kan tijdelijk leidingwater worden gebruikt, maar dit moet wel zo snel mogelijk door de voorge-
schreven koelvloeistof worden vervangen.
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 93
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 94
VERZORGING EN STALLING VAN DE SCOOTER
Verzorging ..........................................................................................................7-1
Stalling ................................................................................................................7-4
7
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 95
7-1
DAU03434
VERZORGING EN STALLING VAN DE SCOOTER
7
Verzorging
Verzorging
De open constructie van een scooter
maakt de fraaie techniek beter zichtbaar,
maar de machine is hierdoor ook meer
kwetsbaar. Er kan sprake zijn van roest-
vorming en corrosie, ook al zijn hoog-
waardige componenten gebruikt. Een
roestige uitlaatpijp valt bij een auto niet zo
op, bij een scooter is dit echter nadelig
voor de algehele aanblik. Regelmatige en
correcte verzorging is niet alleen vereist
volgens de garantiebepalingen, maar ver-
zekert ook een fraai uiterlijk van de scoot-
er, verlengt de levensduur en verbetert de
prestaties.
Alvorens te reinigen
1. Dek de uitlaatdemper af met een
plastic zak nadat de motor is afge-
koeld.
2. Controleer of alle doppen en afdek-
pluggen, ook de bougiedoppen, en
alle elektrische stekkers en aanslui-
tingen stevig zijn bevestigd.
3. Verwijder hardnekkige vervuiling,
zoals verbrande olie op het carter,
met een ontvetter en een borstel,
maar gebruik dergelijke producten
nooit op afdichtingen, pakkingen en
wielassen. Spoel vuil en ontvetter
altijd af met water.
Reinigen
DCA00011
<>
8 Vermijd het gebruik van sterke en
bijtende wielreinigingsmiddelen,
vooral bij spaakwielen. Als derge-
lijke producten toch worden
gebruikt om hardnekkig vuil los te
maken, laat het reinigingsmiddel
dan niet langer inwerken dan is
vermeld in de gebruiksinstructies.
Spoel ook de directe omgeving
schoon met water, laat direct
drogen en breng daarna een cor-
rosiewerende spray aan.
8 Bij verkeerd reinigen kunnen de
kuipruit, de kuip, framepanelen en
andere kunststof delen worden
beschadigd. Gebruik alleen een
zachte, schone doek of een spons
met zachte zeep en water om
kunststof delen te reinigen.
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 96
7-2
VERZORGING EN STALLING VAN DE SCOOTER
7
8 Gebruik geen bijtende chemische
reinigingsmiddelen op kunststof
delen. Vermijd het gebruik van
doeken of sponzen die in contact
zijn geweest met bijtende of schu-
rende reinigingsmiddelen, oplos-
middelen of thinner, brandstof
(benzine), roestverwijderingsmid-
delen of corrosieremmers, rem-
vloeistof, antivries of elektrolyt.
8 Gebruik geen hogedrukreinigers
of stoomreinigers, omdat dan op
de volgende plaatsen water kan
doordringen en zo schade kan
ontstaan: afdichtingen (van wiel-
en swingarmlagers, voorvork en
remmen), elektrische componen-
ten (kabelstekkers, messtekkers,
instrumenten, schakelaars en ver-
lichting), beluchtings- en ontluch-
tingsslangen.
8 Bij scooters met een kuipruit:
gebruik geen bijtende reinigings-
middelen of harde sponzen, deze
veroorzaken dofheid en laten
krasjes achter. Sommige reini-
gingsmiddelen voor kunststof
laten eveneens krasjes achter op
de kuipruit. Test het product op
een klein, niet-zichtbaar gedeelte
van de kuipruit om zeker te zijn
dat geen sporen achterblijven op
de kuipruit. Als de kuipruit krasjes
vertoont, breng dan na wassen
een hoogwaardige polish voor
gebruik op kunststof aan.
Na normaal gebruik
Verwijder vuil met warm water, zachte
zeep en een zachte, schone spons en
spoel dan grondig met schoon water.
Gebruik een tandenborstel op moeilijk
bereikbare plekken. Hardnekkig vastzit-
tend vuil en insectenresten laten gemak-
kelijker los als de bewuste plek alvorens
te reinigen een paar minuten met een
vochtige doek wordt bedekt.
Na rijden in regen, aan de kust of op
bepekelde wegen
Zilte zeelucht en wegenzout waarmee
wegen s winters worden bestrooid heb-
ben in combinatie met water een zeer
corrosieve werking; handel daarom als
volgt na een rit in een regenbui, nabij de
kust of op bepekelde wegen.
OPMERKING:
s Winters gestrooid wegenzout kan nog
tot in de lente aanwezig blijven.
1. Reinig de scooter met koud water en
zachte zeep nadat de machine is
afgekoeld.
DCA00012
<>
Gebruik geen heet water, dit versterkt
de corrosieve werking van het zout.
2. Breng met een spuitbus een corro-
siewerend middel aan op alle meta-
len delen, ook op verchroomde en
vernikkelde componenten, om zo
corrosie te voorkomen.
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 97
7-3
VERZORGING EN STALLING VAN DE SCOOTER
7
Na reinigen
1. Droog de scooter met een zeemle-
ren lap of een vochtabsorberende
doek.
2. Gebruik een chroompolish om ver-
chroomde, aluminium en roestvrij-
stalen delen te doen glanzen, ook
het uitlaatsysteem. (Zelfs thermische
verkleuringen op roestvrijstalen uit-
laatsystemen kunnen door oppoet-
sen worden verwijderd.)
3. Het is aan te bevelen om met een
spuitbus een corrosiewerend middel
aan te brengen op alle metalen
delen, ook op verchroomde en ver-
nikkelde componenten, om zo corro-
sie te voorkomen.
4. Gebruik een reinigingsspray als uni-
verseel schoonmaakmiddel om
eventueel nog achtergebleven vuil te
verwijderen.
5. Werk kleine lakbeschadigingen bij
veroorzaakt door steenslag e.d.
6. Zet alle gelakte oppervlakken in de
was.
7. Laat de scooter volledig drogen
alvorens te stallen of af te dekken.
DWA00002
X@
8 Controleer of er geen olie of was
aanwezig is op de wielen of de
remmen. Reinig de remschijven
en remvoeringen zo nodig met
een normale remschijfreiniger of
aceton en spoel de banden
schoon met lauw water en een
zachte zeep.
8 Test eerst de remwerking en het
weggedrag in bochten alvorens
de scooter werkelijk te gaan
gebruiken.
DCA00013
<>
8 Breng een geringe hoeveelheid
oliespray en was aan en verwijder
overtollige hoeveelheden.
8 Breng oliespray of was nooit aan
op rubber of kunststof delen,
behandel deze met een daartoe
bestemd verzorgingsmiddel.
8 Vermijd het gebruik van schuren-
de poetsmiddelen, deze tasten de
lak aan.
OPMERKING:
Vraag een Yamaha dealer om advies
over de te gebruiken producten.
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 98
7-4
VERZORGING EN STALLING VAN DE SCOOTER
7
Stalling
Stalling
Korte termijn
Stal uw scooter steeds op een koele en
droge plek en bescherm zo nodig tegen
stof met een luchtdoorlatende stalling-
hoes.
DCA00015
<>
8 Als de scooter wordt gestald in
een slecht geventileerde ruimte of
in vochtige toestand wordt afge-
dekt met een dekzeil, zal water en
vocht kunnen binnendringen en
roestvorming veroorzaken.
8 Voorkom corrosie door de machi-
ne niet te stallen in een vochtige
kelder, een stal (i.v.m. de aanwe-
zigheid van ammoniakdamp) en in
een opslagruimte voor sterke che-
micaliën.
Lange termijn
Alvorens uw scooter gedurende meerde-
re maanden aaneen te stallen:
1. Volg alle instructies op in de para-
graaf Verzorging in dit hoofdstuk.
2. Leeg de vlotterkamer in de carbura-
teur door de aftapplug los te draaien;
u voorkomt zo dat neerslag uit de
brandstof achterblijft. Giet de afge-
tapte brandstof terug in de brand-
stoftank.
3. Vul de brandstoftank en voeg een
stabilisatoradditief (indien verkrijg-
baar) toe om roestvorming in de tank
en achteruitgang van de brandstof te
voorkomen.
4. Voer de volgende stappen uit om de
cilinder, de zuigerveren etc. te
beschermen tegen corrosie.
a. Verwijder de bougiedop en de
bougie.
b. Giet een theelepel motorolie in
het bougiegat.
c. Breng de bougiedop aan op de
bougie en leg dan de bougie
zodanig op de cilinderkop dat de
elektroden aan massa liggen. (Dit
voorkomt vonken tijdens de vol-
gende stap.)
d. Laat de motor een paar keer
ronddraaien op de startmotor. (De
cilinderwand wordt zo geolied.)
e. Haal de bougiedop los van de
bougie en breng dan de bougie
en de bougiedop weer aan.
DWA00003
X@
Om schade of letsel door vonkvorming
te voorkomen, moeten de bougie-elek-
troden aan massa liggen terwijl de
motor wordt rondgedraaid.
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 99
7-5
VERZORGING EN STALLING VAN DE SCOOTER
7
5. Smeer alle bedieningskabels en
scharnierpunten van alle hendels en
pedalen en van de zijstandaard/mid-
denbok.
6. Controleer de bandspanning en cor-
rigeer deze zo nodig en breng dan
de scooter omhoog zodat beide wie-
len los van de grond zijn. Een ande-
re mogelijkheid is de wielen elke
maand iets te draaien, zodat de ban-
den niet op één gedeelte sterker
achteruitgaan.
7. Dek de uitlaatdemper af met een
plastic zak om te voorkomen dat
vocht kan binnendringen.
8. Verwijder de accu en laad deze vol-
ledig bij. Berg de accu op een koele
en droge plek op en laad hem eens
per maand bij. Berg de accu niet op
een extreem koude of warme plek
op (kouder dan 0 °C of warmer dan
30 °C). Zie pagina 6-35 voor meer
informatie over het opbergen van de
accu.
OPMERKING:
Verricht eventueel noodzakelijke repara-
ties alvorens de scooter te stallen.
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 100
SPECIFICATIES
Specificaties ........................................................................................................8-1
Omrekentabel .....................................................................................................8-5
8
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 101
8-1
DAU01038
SPECIFICATIES
8
Specificaties
Specificaties
Model YP250
Afmetingen
Grootste lengte 2.145 mm
Grootste breedte 770 mm
Grootste hoogte 1.350 mm
Zadelhoogte 730 mm
Wielbasis 1.535 mm
Minimale grondspeling 120 mm
Minimale draaicirkel 2.700 mm
Basisgewicht
(Met olie en volle benzinetank) 170 kg
Motor
Type motor
Vloeistofgekoelde 4-takt, met
enkele bovenliggende nokkenas
Cilinder-opstelling Enkele cilinder, voorover
hellend
Verplaatsing 249 cm
3
Boring × slag 69,0 × 66,8 mm
Kompressieverhouding 10:1
Startsysteem Elektrische starter
Smeersysteem Oliecarter-systeem (natte bak)
Motorolie
Type
Aanbevolen klasse motorolie API service SE, SF SG type of
hoger
<>
Gebruik geen olieën met een CD dieselspecificatie of olieën met
een hogere kwaliteit dan gespecificeerd. Gebruik ook geen oliën
met een ENERGY CONSERVING II of hogere aanduiding.
Capaciteit
Periodieke olieverversing 1,2 L
Totale hoeveelheid
(droge motor) 1,4 L
10° 0° 10° 20° 30°
40°
SAE 10W/30
SAE 10W/40
SAE 20W/40
SAE 20W/50
20°
SAE 15W/40
50°C
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 102
8-2
SPECIFICATIES
8
Eindoverbrengingsolie
Type SAE10W30 type SE motorolie
Oliehoeveelheid 0,25 L
Capaciteit van het koelsysteem
(totale hoeveelheid) 1,4 L
Luchtfilter Nat type element
Brandstof
Type UITSLUITEND NORMALE
LOODVRIJE BENZINE
Inhoud brandstoftank 12 L
Carburateur
Merk TEIKEI
Type × hoeveelheid Y28V-1E × 1
Bougies
Merk/Type NGK/DR8EA
Bougie-elektrodenafstand 0,60,7 mm
Type koppeling
Droog, centrifugaal automatisch
Overbrenging
Primair reduktie-systeem
Schroef-tandwielenoverbrenging
Primaire reduktie-verhouding 40/15 (
2,666)
Secundair reduktie-systeem
Schroef-tandwielenoverbrenging
Secundaire reduktie-verhouding
38/15 (2,533)
Type overbrenging Automatisch, V-snaar
Bediening Automatische
centrifugaalkoppeling
Chassis
Type frame Stalen onderframebuizen
Casterhoek 28°
Spoorbreedte 103 mm
Banden
Voor
Type Tubeless banden
Bandenmaat 110/90-12 64L
Merk/model IRC/MB67
MICHELIN/BOPPER
Achter
Type Tubeless banden
Bandenmaat 130/70-12 62L
Merk/model IRC/MB67
MICHELIN/BOPPER
Maximale belasting* 185 kg
Luchtdruk (koube band)
Tot 90 kg
Voor 175 kPa (1,75 kgf/cm
2
, 1,75 bar)
Achter 200 kPa (2,00 kgf/cm
2
, 2,00 bar)
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 103
8-3
SPECIFICATIES
8
90 kgmaximale*
Voor 200 kPa (2,00 kgf/cm
2
, 2,00 bar)
Achter 225 kPa (2,25 kgf/cm
2
, 2,25 bar)
*Totaal gewicht van motorijder, passagier, bagage en accessoires
Wielen
Voor
Type Gegoten wiel
Bandenmaat 12 × MT2,75
Achter
Type Gegoten wiel
Bandenmaat 12 × MT3,50
Remmen
Voor
Type Enkele schijfrem
Bediening
Bediening met de rechterhand
Vloeistof DOT 4
Achter
Type Enkele schijfrem
Bediening Bediening met de linkerhand
Vloeistof DOT 4
Wielophanging
Voor Teleskoopvork
Achter Zwaaiarm uit één stuk
Schokdempers
Voor Spiraalveer/Oliegedempt
Achter Spiraalveer/Oliegedempt
Veerweg
Voor 100 mm
Achter 90 mm
Elektrische installatie
Ontstekingssysteem TCI ontsteking
(digital)
Laadsysteem
Type Wisselstroom-magneet
Standaard vermogen 14 V, 19,5 A @5.000 rpm
Accu
Type GT7B-4
Gloeilampen, capaciteit
12 V, 6,5 AH
Type koplamp Halogeen
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 104
8-4
SPECIFICATIES
8
Gloeilampen wattage × aantal
Koplamp 12 V, 60/55 W × 1
12 V, 55 W × 1
Achterlicht/remlicht 12 V, 5/21 W × 2
Voorremrichtingaanwijzerlamp
12 V, 21 W × 2
Achterremrichtingaanwijzerlamp
12 V, 18 W × 2
Parkeerlicht 12 V, 5 W × 1
Kentekenplaatverlichting 12 V, 5 W × 1
Meter-verlichting
12 V, 1,7 W × 4
Grotlicht-kontrolelampje 12 V, 1,7 W × 1
Richtingsaanwilzer- 12 V, 3,4 W × 2
kontrolelampje
Olieverversing-kontrolelampje 12 V, 1,7 W × 1
Zekeringen
Hoofdzekering 30 A
Koplampzekering 15 A
Zekering signaleringssysteem 15 A
Zekering ontstekingssysteem 7,5 A
Zekering radiatorkoelvin 4 A
Reservezekering (klok) 10 A
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 105
Alle specificaties in deze handleiding worden vermeld in
Internationale (SI) en in Metrische eenheden.
Gebruik deze tabel om METRISCHE eenheden om te
rekenen naar AMERIKAANSE eenheden.
Voorbeeld:
METRISCHE
WAARDE
OMREKENFACTOR AMERIKAANSE
WAARDE
2 mm × 0,03937 = 0,08 in
Omrekentabel
METRISCH SYSTEEM NAAR AMERIKAANS SYSTEEM
Metrische eenheid Omrekenfactor
Amerikaanse
eenheid
Moment, Koppel
m·kgf
m·kgf
cm·kgf
cm·kgf
× 7,233
× 86,794
× 0,0723
× 0,8679
ft·lbf
in·lbf
ft·lbf
in·lbf
Gewicht
kg
g
× 2,205
× 0,03527
lb
oz
Snelheid km/u
× 0,6214 mi/u
Afstand
km
m
m
cm
mm
× 0,6214
× 3,281
× 1,094
× 0,3937
× 0,03937
mi
ft
yd
in
in
Volume,
Inhoud
cc (cm
3
)
cc (cm
3
)
L (liter)
L (liter)
× 0,03527
× 0,06102
× 0,8799
× 0,2199
oz (Am. vloeist.)
cu·in
qt (Am. vloeist.)
gal (Am. vloeist.)
Diversen
kg/mm
kgf/cm
2
°C
× 55,997
× 14,2234
× 1,8 + 32
lb/in
psi (lbf/in
2
)
°F
8-5
SPECIFICATIES
8
DAU04513
Omrekentabel
Omrekentabel
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 106
GEBRUIKERSINFORMATIE
Identificatienummers ...........................................................................................9-1
Identificatienummer sleutel .................................................................................9-1
Identificatienummer voertuig ...............................................................................9-1
Modelinformatiesticker ........................................................................................9-2
9
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 107
9-1
DAU01039
GEBRUIKERSINFORMATIE
9
DAU02944
Identificatienummers
Identificatienummers
Noteer het sleutelidentificatienummer, het
voertuigidentificatienummer en de model-
stickerinformatie in onderstaande ruimtes.
Deze nummers heeft u nodig om reserve-
onderdelen bij een Yamaha dealer te
bestellen of wanneer uw machine is
gestolen.
1. IDENTIFICATIENUMMER
SLEUTEL:
2. VOERTUIGIDENTIFICATIE
NUMMER:
3. MODELINFORMATIESTICKER:
DAU01041
Identificatienummer sleutel
Identificatienummer sleutel
Noteer dit nummer in het daartoe bestem-
de vakje en gebruik dit als referentie bij
het bestellen van een nieuwe sleutel.
DAU01044
Identificatienummer voertuig
Identificatienummer voertuig
Het voertuigidentificatienummer is inge-
slagen op het frame.
OPMERKING:
Het voertuigidentificatienummer is
bedoeld voor identificatie van uw scooter
en kan worden gebruikt om uw motor in
uw land aan te melden voor kentekenre-
gistratie.
1
1. Identificatienummer sleutel
1
1. Identificatienummer voertuig
1
6
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 108
9-2
GEBRUIKERSINFORMATIE
9
DAU03097
Modelinformatiesticker
Modelinformatiesticker
De modelinformatiesticker is bevestigd
aan de binnenzijde van het achterste
opbergcompartiment. (Zie pagina 3-18
voor de werkwijze bij openen en sluiten
van het opbergcompartiment.) Noteer de
informatie op deze sticker in het daartoe
bestemde vakje. Deze informatie is nodig
om reserve-onderdelen te bestellen bij
een Yamaha dealer.
1
1. Modelinformatiesticker
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 109
INDEX
Gloeilamp kentekenverlichting,
vervangen ..........................................6-41
Gloeilamp remlicht/achterlicht,
vervangen ..........................................6-40
Gloeilamp richtingaanwijzer (achter),
vervangen ..........................................6-40
Gloeilamp richtingaanwijzer (voor),
vervangen ..........................................6-39
I
Identificatienummer sleutel .....................9-1
Identificatienummer voertuig ..................9-1
Identificatienummers ..............................9-1
Inrijperiode ..............................................5-4
K
Kabels, controleren en smeren ............6-30
Klepspeling, afstellen ...........................6-23
Koelvloeistof .........................................6-19
Koplampgloeilamp, vervangen .............6-37
L
Locaties van onderdelen ........................2-1
Luchtaanzuigschuif ...............................6-23
Luchtfilter en luchtfilterelementen in
v-snaarbehuizing, reinigen .................6-21
M
Middenbok en zijstandaard,
controleren en smeren .......................6-31
Modelinformatiesticker ...........................9-2
Motorolie ...............................................6-14
O
Omrekentabel .........................................8-5
Opbergcompartimenten ........................3-17
P
Parkeren .................................................5-5
Periodiek smeer- en
onderhoudsschema .............................6-3
R
Remblokken, controleren .....................6-28
Remhendel (voor) .................................3-12
Remhendel, achterrem .........................3-13
Remhendels, smeren ...........................6-31
Remmen .................................................5-3
Remvloeistof, verversen .......................6-30
Remvloeistofniveau, controleren ..........6-29
Rijderzadel ...........................................3-16
Rijderzadel, verstellen ..........................3-17
S
Schokdemperunits, afstellen ...............3-19
Snelheidsmeter ......................................3-3
Sneller en langzamer rijden ....................5-3
Specificaties ...........................................8-1
Stalling ....................................................7-4
Startspersysteem .................................3-21
Storingzoeken ......................................6-42
Storingzoekschemas ...........................6-43
Stroomlijnpanelen en framepaneel,
verwijderen en aanbrengen .................6-6
Stuurschakelaars ..................................3-10
Claxonschakelaar ..............................3-10
A
Aandachtspunten voor veilig
motorrijden ...........................................1-2
Accu .....................................................6-34
Accukap, verwijderen ...........................6-34
Antidiefstal-alarm ....................................3-9
B
Banden .................................................6-24
Brake lever free play, adjusting ............6-27
Brandstof ..............................................3-14
Brandstofniveaumeter ............................3-4
Brandstofverbruik, tips voor een
zuinig ...................................................5-4
C
Cardanolie ............................................6-18
Contactslot/stuurslot-unit ........................3-1
Controlelampjes .....................................3-2
Controlelampjes richtingaanwijzers .....3-2
Controlelampje grootlicht .....................3-2
Controlelampje voor
olieverversingstermijn ........................3-2
Controlelijst voor gebruik ........................4-1
D
Display, multifunctioneel .........................3-5
G
Gasgreep en gaskabel, controleren
en smeren ..........................................6-31
Gaskabel, afstellen van vrije slag .........6-23
Gereedschapsset ...................................6-1
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 110
Dimlichtschakelaar .............................3-10
Lichtsignaalschakelaar ......................3-10
Noodstopschakelaar ..........................3-12
Richtingaanwijzerschakelaar .............3-10
Startknop ...........................................3-12
Stuursysteem, controle .........................6-33
T
Temperatuurmeter koelvloeistof .............3-5
Toerenteller ............................................3-3
U
Uitlaatkatalysator ..................................3-15
V
Variaties in koplampmodel ...................3-11
Veiligheidsinformatie ..............................1-1
Verzorging ..............................................7-1
Voorvork, controleren ...........................6-32
Vuldop brandstoftank ...........................3-13
W
Wegrijden ...............................................5-2
Wielen ..................................................6-26
Wiellagers, controleren .........................6-33
Z
Zekeringen, vervangen .........................6-36
Zijstandaard ..........................................3-20
INDEX
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 111
5SJ-28199-D2 12/19/02 7:57 PM Page 112
HANDLEIDING
5SJ-28199-D2
GEDRUKT OP RECYCLAGEPAPIER PRINTED IN JAPAN
2002·12–0.1×1
YAMAHA MOTOR CO., LTD.
!
(D)
YP250
78

Brauchen Sie Hilfe? Stellen Sie Ihre Frage.

Forenregeln
1

Forum

yamaha-yp250
  • Hallo !
    Ich habe den Yamaha YP 250, Bj: 1996. Laut der Bedienungsanleitung sollen die Sicherungen unter der Batterieabdeckung sein, da ist aber nur die Hauptsicherung. Ich suche die Sicherung für Kühlerlüfter. Gibt es noch einen anderen Platz wo der Sicherungskasten sein kann ?
    Mank Eingereicht am 1-4-2023 18:24

    Antworten Frage melden
  • Hallo
    Ich muss das Lenkkopflager wechseln aber die untere Lenkerhalterung ist fest wie angeschweißt. Muss ich jetzt das ganze Teil erhitzen um es zu entfernen ? Eingereicht am 25-8-2022 10:06

    Antworten Frage melden
    • Grüss Gott
      Sie müssen leider die Verkleidung entfernen,Vorderrad ausbauen, Bremssattel abschrauben damit Sie Zugang zu der Gabel bekommen. Unter der oberen Schraube befindet sich eine weitere, wenn sie abschrauben lässt sich normal die Gabel nach unten rausgehen und und die Lenkkopflager herausnehmen.
      Wünsche Ihnen viel Erfolg dabei.
      mfG
      Marinus Beantwortet 28-8-2022 20:07

      Finden Sie diese Antwort hilfreich? Antwort melden
  • Wo sitzt die Ablassschraube für den Benzintank für den Majesty 250
    Eingereicht am 23-4-2022 07:43

    Antworten Frage melden
  • wie komme ich an den Vergaser, was muss ich demontieren Eingereicht am 8-6-2021 14:35

    Antworten Frage melden
  • mein 250 Majety Roller lässt sich nicht mehr schieben und springt natürlich auch nicht an Eingereicht am 1-10-2020 16:03

    Antworten Frage melden
  • hallo zusammen, yamaha majesty 250ccm, 1998. öllampe geht nicht aus.öl ist genug drauf und den knopf hatte ich auch 5 sec. gedrückt. jemand eine idee.danke Eingereicht am 25-6-2020 14:33

    Antworten Frage melden
  • Wie kann ich bei meiner Yamaha 250 Majsty von 1996 den Leerlauf einstellen, ohne das ganze Heckteil zu demontieren? Danke Ewald Eingereicht am 24-7-2019 15:23

    Antworten Frage melden
    • Hatte bei meiner Maesty das Problem dass sie immer ausging wenn ich auf eine Kreuzung zuführt.Dachte da muss der Vergaser eingestellt werden , habe dann auch direkt unter dem Sitz (natürlich hochgeklappt) ein ca. 2cm großes Loch gefunden (Zugang zur Rändlschraube vom Vergaser).Habe dann den Leerlauf damit eingestellt, es stellte sich jedoch heraus , dass das eigentliche Problem ein Riss im Ansugstutzen des Vergaser's war. Man merkt es wenn man sich im Leerlauf draufsitzt und der Roller dann abstirbt.
      Vielleicht hilft ihnen diese Diagnose.
      MfG
      Marinus
      Beantwortet 26-7-2019 11:04

      Finden Sie diese Antwort hilfreich? Antwort melden
  • Meine Yamaha majesty bj 97 war vor dem Kauf vom Vorbesitzer in der Werkstatt und 2 jahre Tüv bekommen. Hat 4 Jahre gestanden!
    Nach 200 gefahrenen Kilometer konnte ich kein Gas mehr wegnehmen , dachte Gasseil gerissen. Vergaser wurde gereinigt, und offentsicht haben sich am Vergaser 2 Schrauben gelöst, daher wurde das klemmen verursacht. Nachdem ein bekannter Autoschlosser mir das behoben musdte er den vergaser umdrehen ,um die Schrauben anzuschrauben . Er hat vor vor den Schlauch von der kphlung abgenommen, um den Vergaser drehen zu können. Nach erfolgreicher Montage wieder alles okay mit dem Gas. Doch nun habe ich das Problem, das die Temperaturanzeige sich nicht mehr rührt, bleibt unten stehen. Frage: Muss das System entlüftet werden, oder woran könnte es liegen?
    Mfg Eingereicht am 30-6-2019 15:55

    Antworten Frage melden
  • An meiner Majesty 250 Bj.1997 bewegt sich die Kühlwassertemperatur maximal im unteren Viertel der Anzeige.
    Woran kann das liegen, kann das zu einem Motorschaden führen? Eingereicht am 28-5-2019 19:42

    Antworten Frage melden
  • Wo finde ich an meiner Majesty die Getriebeölablassschraube? Eingereicht am 28-5-2019 19:15

    Antworten Frage melden
  • Hallo
    Habe eine gebrauchte Yamaha YP250 von 1997 gekauft gibt es für den Roller ein Betriebshandbuch?
    Eingereicht am 20-5-2018 08:55

    Antworten Frage melden
  • wo sitzt bei majesty 250 dx die sicherungen und relais Eingereicht am 26-2-2018 18:08

    Antworten Frage melden
  • Yamaha maiesty yp250 JG. 2000. kann ein Gepäckträger montiert werden? Eingereicht am 26-7-2017 22:25

    Antworten Frage melden
  • Bei meinem Mayesty 250 Roller leuchtet die öllampe obwohl kein Öl abgeht
    Hat vielleicht jemand Erfahrung damit? Eingereicht am 21-5-2017 11:27

    Antworten Frage melden

Missbrauch melden von Frage und/oder Antwort

Libble nimmt den Missbrauch seiner Dienste sehr ernst. Wir setzen uns dafür ein, derartige Missbrauchsfälle gemäß den Gesetzen Ihres Heimatlandes zu behandeln. Wenn Sie eine Meldung übermitteln, überprüfen wir Ihre Informationen und ergreifen entsprechende Maßnahmen. Wir melden uns nur dann wieder bei Ihnen, wenn wir weitere Einzelheiten wissen müssen oder weitere Informationen für Sie haben.

Art des Missbrauchs:

Zum Beispiel antisemitische Inhalte, rassistische Inhalte oder Material, das zu einer Gewalttat führen könnte.

Beispielsweise eine Kreditkartennummer, persönliche Identifikationsnummer oder unveröffentlichte Privatadresse. Beachten Sie, dass E-Mail-Adressen und der vollständige Name nicht als private Informationen angesehen werden.

Forenregeln

Um zu sinnvolle Fragen zu kommen halten Sie sich bitte an folgende Spielregeln:

Neu registrieren

Registrieren auf E - Mails für Yamaha YP250 wenn:


Sie erhalten eine E-Mail, um sich für eine oder beide Optionen anzumelden.


Andere Handbücher von Yamaha YP250

Yamaha YP250 Bedienungsanleitung - Deutsch - 114 seiten

Yamaha YP250 Bedienungsanleitung - Englisch - 116 seiten


Das Handbuch wird per E-Mail gesendet. Überprüfen Sie ihre E-Mail.

Wenn Sie innerhalb von 15 Minuten keine E-Mail mit dem Handbuch erhalten haben, kann es sein, dass Sie eine falsche E-Mail-Adresse eingegeben haben oder dass Ihr ISP eine maximale Größe eingestellt hat, um E-Mails zu erhalten, die kleiner als die Größe des Handbuchs sind.

Ihre Frage wurde zu diesem Forum hinzugefügt

Möchten Sie eine E-Mail erhalten, wenn neue Antworten und Fragen veröffentlicht werden? Geben Sie bitte Ihre Email-Adresse ein.



Info