51
NEDERLANDS
Hoe langer de slang en hoe kouder het vertrek,
hoe groter de kans is dat in de slang vocht tot
water condenseert. U kunt voorkomen dat het
water zich ergens in de slang verzamelt of
mogelijk zelfs terug in de droger loopt: prik een
gaatje (3 mm) in het laagste punt van de slang
en zet of hang er een bakje onder (zie figuur punt
«A»).
Houd de slang zo kort mogelijk en met zo weinig
mogelijk bochten. Een erg lange slang beïnvloedt
de werking van de wasdroger nadelig en geeft
kans op vorming van condenswater binnen de
slang.
De luchtverversing moet tenminste 150 m
3
/h
kunnen bedragen.
De andere kant van de slang sluit u aan op een
muur- of vensterdoorvoer. Dat doet u zodanig dat
er geen regenwater in kan lopen; dus
overkappen of naar buiten toe omlaag richten.
Beveiligingen tegen regen- en windinslag in
doorvoeren bestaan meestal uit beweegbare
klepjes of lamelletjes. Ze kunnen bij sterke wind
dichtslaan, of na verloop van tijd niet meer open
gaan (roest, vuil). Dan hebt u een
afvoerprobleem, let daar dus op.
Is het vertrek op een sterke centrale afzuiging
aangesloten, dan kan die afzuiging problemen
veroorzaken. Is de benodigde droogtijd veel te
lang, schakel de afzuiging dan uit of sluit het
afzuigrooster af tijdens het in werking zijn van de
droger.
Indien de droger tussengebouwd wordt, overtuigt
u zich er dan van dat de afvoerslang niet geknikt
kan raken.
Bij een gedeeltelijk geknikte of beknelde slang
zal de benodigde droogtijd toenemen en
daarmee ook het energieverbruik.
Bij een totaal geblokkeerde slang schakelt een
interne beveiliging tegen oververhitting het
verwarmproces automatisch uit.