26
Figuur 6.5.3 Controle CO
2
6.6 Controle toestel werking
Na de installatie te hebben voltooid en de gasregeling te
hebben uitgevoerd, moet gecontroleerd worden of het
toestel werkt voordat u het overdraagt aan de gebruiker.
- Zet het toestel in werking conform de bijbehorende
gebruikershandleiding;
- controleer de dichtheid van de branderdichtingen met
behulp van een CO
2
-meettoestel. Draai zo nodig de
geschroefde koppeling aan met een koppel van 12 Nm;
- controleer de dichtheid van de gasleiding, het rookgas-
afvoercircuit, verwarmingsinstallatie en de warmwater-
leidingen;
- verzeker u ervan dat luchttoevoer- en rookgasafvoer-
leidingen correct zijn aangebracht;
- controleer of de vlam van de brander regelmatig brandt;
- controleer de werking van de verwarming en de
warmwaterbereiding;
- overhandig het toestel aan de gebruiker.
Figuur 6.6 Visuele controle
6.7 Voorlichting aan de gebruiker
De gebruiker van de verwarmingsinstallatie moet op de
hoogte gebracht worden over de correcte bediening en
werking van de installatie.
Denk daarbij o.a. aan het volgende:
- overhandig de gebruiker alle instructies die hem aan-
gaan en de documenten van het toestel. Vraag hem ze
goed te bewaren;
- vestig zijn aandacht op het feit dat de handleidingen in
de buurt van het toestel moeten blijven.
Opmerking! Na afloop van de installatie moet
u op de voorkant van het toestel de sticker
aanbrengen die met dit toestel meegeleverd
wordt (in de taal van de gebruiker).
Let op! Het gebruik van het toestel is alleen
toegestaan:
- voor de indienststelling;
- voor de uitvoering van controles;
- voor een continue werking;
- wanneer de voorkant van het toestel
gesloten is;
- wanneer het luchttoevoer- en rookgas-
afvoersysteem volledig is aangebracht.