NL
5
deze verwijdert. Sommige geheugenkaarten dienen voor het eerste
gebruik via computer geformatteerd te worden.
4.3 De batterij plaatsen
1. Laat de chip van de batterij de vooruitstekende metalen punt in de
gleuf voor de batterij aanraken en plaats de batterij erin. Druk de
bovenkant ervan naar beneden totdat de batterij met een klik op zijn
plaats komt.
2. Plaats de achterklep van het toestel terug.
4.4 De batterij verwijderen
Schakel eerst het toestel uit om de batterij te verwijderen. Verwijder
vervolgens de klep en haal de batterij bij zijn bovenkant vasthoudend
eruit.
Opmerking: Als u de batterij verwijdert kunnen de bewaarde
instellingen op het toestel en op de SIM-kaart verloren gaan.
Verwijder de batterij uitsluitend dan wanneer het toestel
uitgeschakeld is. Het kan foute werking veroorzaken als u de batterij
eruit haalt wanneer het toestel ingeschakeld is.
4.5 De batterij opladen
Sluit de oplader aan het toestel en steek het andere eind in het
stopcontact. Indien het toestel ingeschakeld is terwijl de batterij
oplaadt, zal het batterij icoon in de rechterhoek van het beeldscherm
heen en weer bewegen. De batterij is opgeladen wanneer boven in de
rechterhoek het batterij icoon continu brandt. Indien u het toestel
oplaadt terwijl dit uitgeschakeld is, zal een symbool op het
beeldscherm verschijnen dat het opladen aangeeft. Haal eerst de
stekker van de oplader uit het toestel als de batterij opgeladen is.
Opmerking: Wanneer de batterij bijna leeg is, zal op het beeldscherm
van het toestel een waarschuwend bericht verschijnen. Laad de
batterij zo spoedig en zo veel mogelijk op om ongemakken te
voorkomen. De telefoon kan namelijk tijdens een oproep uitschakelen.
Uw toestel kan automatisch uitschakelen wanneer het oplaadniveau te
laag is.
Indien u de batterij op een permanent laag oplaadniveau gebruikt, zal
dit de levensduur en kwaliteit van de batterij nadelig beïnvloeden.
2. Voor een juiste werking gebruik alleen door de fabrikant
goedgekeurde opladers.