NL
6
3. Verwijder nooit de batterij tijdens het opladen.
4. Voor het eerste gebruik laad het toestel minstens 4 uur lang op. Dit
kan de effectiviteit ervan na meerdere oplaad- en ontlaadbeurten
verhogen.
4.6 De batterij onderhouden
Het toestel beschikt over een oplaadbare batterij. Trek de stekker van
de oplader uit het stopcontact wanneer u de oplader niet gebruikt.
Sluit uw telefoon nooit langer dan een week aan de oplader aan. De
temperatuur beïnvloedt de capaciteit van de oplader. De oplader moet
soms voor het opladen een hogere of lagere temperatuur hebben.
Gebruik de oplader niet indien de temperatuur van de oplader lager
dan 0°C of hoger dan 45 °C is. Gebruik de oplader conform zijn functie.
Zorg ervoor dat u geen kortsluiting tussen de polen van de batterij
veroorzaakt. Gebruik geen beschadigde batterij. Indien u het toestel
bij extreme temperatuur gebruikt zal de batterij niet op de juiste
manier werken en ook zijn levensduur neemt af. Werp de batterij niet
in vuur. Volg de lokale wet- en regelgeving inzake de deponering van
de gebruikte batterijen.
5 In- en uitschakelen
Druk lang de Einde/Aan/uittoets om het toestel in-en uit te schakelen.
1. Indien er geen SIM-kaart geplaatst is of deze beschadigd is of niet
goed geplaatst is, zal een waarschuwingsbericht op het beeldscherm
verschijnen nadat het toestel ingeschakeld is. Schakel het toestel uit
en controleer of de SIM-kaart op een juiste manier is geplaatst.
2. Indien u de SIM-kaart in het toestel plaatst terwijl de PIN- modus en
het telefoon wachtwoord actief is, zal het toestel nadat het
ingeschakeld is om het wachtwoord en de PIN-code vragen en
vervolgens wordt de standby-modus geactiveerd.
Nadat het toestel ingeschakeld is, zal hij automatisch een netwerk
zoeken. Zodra het toestel het toegestane netwerk vindt, geeft het de
naam ervan en de signaalsterkte aan.
Indien het toestel geen geschikt netwerk kan vinden, is alleen een
noodoproep mogelijk of zijn alleen de niet netwerk gebondene
diensten op het toestel bereikbaar.