NL
7
lagere temperatuur hebben. Gebruik de oplader niet indien de
temperatuur van de oplader lager dan 0°C of hoger dan 45 °C is.
Gebruik de oplader conform zijn functie. Zorg ervoor dat u geen
kortsluiting tussen de polen van de batterij veroorzaakt. Gebruik
geen beschadigde batterij. Indien u het toestel bij extreme
temperatuur gebruikt zal de batterij niet op de juiste manier
werken en ook zijn levensduur neemt af. Werp de batterij niet in
vuur. Volg de lokale wet- en regelgeving inzake de deponering
van de gebruikte batterijen.
5 In- en uitschakelen
Druk lang de Einde/Aan/uittoets om het toestel in-en uit te
schakelen.
1. Indien er geen SIM-kaart geplaatst is of deze beschadigd is of
niet goed geplaatst is, zal een waarschuwingsbericht op het
beeldscherm verschijnen nadat het toestel ingeschakeld is.
Schakel het toestel uit en controleer of de SIM-kaart op een
juiste manier is geplaatst.
2. Indien u de SIM-kaart in het toestel plaatst terwijl de PIN-
modus en het telefoon wachtwoord actief is, zal het toestel
nadat het ingeschakeld is om het wachtwoord en de PIN-code
vragen en vervolgens wordt de standby-modus geactiveerd.
Nadat het toestel ingeschakeld is, zal hij automatisch een
netwerk zoeken. Zodra het toestel het toegestane netwerk
vindt, geeft het de naam ervan en de signaalsterkte aan.
Indien het toestel geen geschikt netwerk kan vinden, is alleen
een noodoproep mogelijk of zijn alleen de niet netwerk
gebondene diensten op het toestel bereikbaar.
6. Bel functies
6.1 Bellen
In standby-modus druk op de juiste cijfertoetsen om een
telefoonnummer in te geven. Met de rechte softwaretoetskunt u
de foute cijfers wissen en met de linkse softwaretoets of met de