Flair IGB 5e druk juni 2003
5
Opbouw Hoofdstuk 3
3.2 Functie componenten
1 Systeemventilator Zorgt voor het transporteren van de verwarmde lucht.
2 Rookgasafvoer Afvoerleiding voor het transporteren van de verbrandingsgassen.
3 Rookgasventilator Zorgt voor gedwongen afvoer van de verbrandingsgassen en zuigt een juiste hoeveelheid
mengsel voor de verbranding aan.
4 Drukverschilschakelaar 230 V Controleert het juist functioneren van het afvoersysteem.
5 Condensator rookgasventilator Aanloopcondensator van de rookgasventilator.
6 Serviceschakelaar Schakelaar om tijdelijk de drukverschilschakelaar te overbruggen bij servicewerkzaam-
heden.
7 Aansluiting ruimtethermostaat 230 V Aansluiting voor 3-aderige kabel naar de ruimtethermostaat.
8 Aansluiting netvoeding 230 V Aansluiting voor 3-aderige netvoedingskabel 230 V.
9 Drukmeetnippel branderdruk Op deze nippel wordt de drukmeter aangesloten voor het controleren van de brander
druk.
10 Beschermkorf Afscherming van de systeemventilator
11 Verbrandingsluchttoevoer Toevoerkanaal voor de verbrandingslucht.
12 Gasaansluiting
1
/
2
” Aansluiting voor de gasleiding.
13 Drukmeetnippels ͬP-meting: Aansluitnippels voor het meten van drukverschil (ͬP) over de drukverschilschakelaar
14 t/m 16 Niet van toepassing.
17 Ventilator- en maximaalthermostaat: Schakelt de systeemventilator in bij het bereiken van de juiste temperatuur en schakelt de
brander uit wanneer door verminderde luchtopbrengst de luchttemperatuur hoger wordt
dan 100 ºC.
18 Beveiligingsafsluiter met De beveiligingsafsluiter regelt de gashoeveelheid en de ontsteekautomaat zorgt voor het
ontsteekautomaat ontsteken van het brandbaar mengsel bij de brander.
19 Brander: Laat het gasmengsel op een gecontroleerde wijze verbranden, zodat de uitstoot van
schadelijke stoffen tot een minimum wordt beperkt