A
B
C
D
II35
II
A F S T A N D S B E D I E N I N G
N.b.: Het gelijktijdig gebruik
van overige hoogfrequente
apparatuur in de directe omgeving
van de auto (bijvoorbeeld mobiele
telefoons of huisalarm) kan de
werking van de afstandsbediening
tijdelijk verstoren.
Wanneer de werking van de
afstandsbediening permanent
verstoord is, dient u deze te
reïnitialiseren. (zie volgende
bladzijde).
Het is gevaarlijk de supervergrendeling in te schakelen wanneer
er iemand in de auto zit, omdat ontgrendelen vanuit het interieur
(zonder afstandsbediening) dan niet meer mogelijk is.
Tijdens het sluiten van de ruiten met de afstandsbediening
dient de bestuurder erop te letten dat hij daarbij door niemand
gehinderd wordt.
Centrale ontgrendeling
Met een korte druk op de bediening B kunt u de auto ontgrendelen.
Deze handeling veroorzaakt het snel knipperen van de richtingaanwijzers
en het branden van de plafondverlichting (tenzij deze is uitgeschakeld).
Tevens kan door deze handeling het uitklappen van de buitenspiegels
worden veroorzaakt.
Centrale vergrendeling - Sluiten van de ramen - Supervergrendeling
- Wanneer u kort op de knop A drukt, wordt uw auto vergrendeld.
- Wanneer u de toets A even ingedrukt houdt, wordt uw auto vergrendeld
en sluiten bovendien de ramen.
Tijdens deze handeling branden ongeveer twee seconden de
richtingaanwijzers en gaat de plafondverlichting uit. Tevens klappen
automatisch de buitenspiegels in.
Wanneer een van de portieren of de achterklep open staat of niet goed
dicht zit, vindt de centrale vergrendeling niet plaats.
Bij auto’s met supervergrendeling dient u twee keer achter elkaar op
de knop A te drukken, om de supervergrendeling te activeren. Vanaf
dat moment is het openen van de portieren zowel van binnenuit als van
buitenaf niet meer mogelijk.