NL 39RICHTLIJN OM PROBLEMEN VAST TE STELLEN
7. RICHTLIJN OM PROBLEMEN VAST TE STELLEN
PROBLEEM TOESTAND MOGELIJKE OORZAAK OPLOSSING
1. Het controle-
lampje brandt niet
2. De startmotor
werkt niet
3. De motor start
niet
Sleuteltje op
«DRAAIEN», de
motor is uitge-
schakeld
Sleuteltje op
«STARTEN» en
het controle-
lampje brandt
Sleuteltje op
«STARTEN» en
het controle-
lampje knippert
Sleuteltje op
«STARTEN»
Het beveiligingssysteem schakelt zich
in omdat:
– de accu verkeerd aangesloten is
– de accu helemaal leeg of gesulfa-
teerd is
– de polen van de accu verwisseld zijn
– de zekeringen doorgebrand zijn
– de aansluitingen onjuist zijn
– de kaart vochtig is
– de microschakelaars massa maken
– de accu is onvoldoende geladen
– zekering met onderbroken lading
– de aansluitingen zijn onjuist
– de toestemming om te starten ont-
breekt
– er wordt geen benzine aangevoerd
– er is een storing in de ontsteking
Draai het sleuteltje op «UIT» en
probeer de oorzaak op te sporen:
– controleer de aansluitingen
– laad de accu opnieuw op
– sluit de polen juist aan
– vervang de zekering (10 A)
– controleer de aansluitingen
– laten opdrogen
– controleer de aansluitingen
– laad de accu opnieuw op (als
de storing aanhoudt neem dan
contact op met een erkende
garage)
– vervang de zekering (25 A)
– controleer de aansluitingen
– Controleer of aan de nodige
voorwaarden werd voldaan om
de motor te starten (zie bladzij-
de 26/a).
– controleer het benzinepeil in
de tank
– draai de benzinekraan open
(indien aanwezig)
– controleer de bedrading van de
elektrische benzinekraan bij de
carburateur (indien aanwezig)
– controleer het benzinefilter
– controleer de bevestiging van
de bougiekap
– controleer de afstand en de
toestand van de elektroden
van de bougies