NL 40 RICHTLIJN OM PROBLEMEN VAST TE STELLEN
PROBLEEM TOESTAND MOGELIJKE OORZAAK OPLOSSING
4. De motor start
moeilijk of draait
onregelmatig
5. Het motorvermo-
gen licht te laag tij-
dens het maaien
6. De motor valt stil
en het controle-
lampje knippert
7. De motor valt stil
en het controle-
lampje dooft
8. De motor valt stil
en het controel-
lampje blijft bran-
den
9. Het maaibeeld is
onregelmatig en
het opvangen is
niet efficënt
Sleuteltje op
«DRAAIEN», de
motor draait
Sleuteltje op
«DRAAIEN», de
motor draait
Sleuteltje op
«DRAAIEN», de
motor draait
Sleuteltje op
«DRAAIEN», de
motor draait
Sleuteltje op
«DRAAIEN», de
motor draait
Sleuteltje op
«DRAAIEN», de
motor draait
– slechte carburatie
– u rijdt te hard vooruit ten opzichte
van de hoogte van het te maaien
gras
– ingreep van de veiligheidsinrichting
Het beveiligingssysteem bevindt zich in
de beveiligingsstand omdat:
– de microschakelaars massa maken
– de accu leeg is
– overbelasting veroorzaakt door de
laadregelaar
– de accu is verkeerd aangesloten
(slecht contact)
– slechte massa van de motor
– problemen aan de motor
– het maaidek is niet evenwijdig met
het gazon
– het mes maait niet goed
– reinig of vervang het luchtfilter
– maak het bakje van de carbu-
rateur schoon
– leeg de benzinetank en doe er
nieuwe benzine in
– controleer het benzinefilter en
vervang het eventueel
– schelheid verminderen en/of
zet het maaidek in een hogere
stand
– controleer of de toelatingsvoor-
waarden worden gerespec-
teerd (zie bladzijde 26/b)
Draai het sleuteltje op «UIT» en
probeer de oorzaak op te sporen:
– controleer de aansluitingen
– laad de accu opnieuw op
– neem contact op met een
erkende garage
– controleer de aansluitingen
van de accu
– controleer de massa van de
motor
– neem contact op met een
erkend servicecentrum
– controleer de bandenspanning
– stel het maaidek evenwijdig ten
opzichte van het gazon
– controleer of het mes goed
gemonteerd is
– slijp of vervang het mes
– controleer de spanning van de
riem