28
Let op!
Bij het gebruik van gereedschappen dienen enkele
veiligheidsmaatregelen te worden nageleefd om
lichamelijk gevaar en schade te voorkomen. Lees
daarom deze handleiding/veiligheidsinstructies
zorgvuldig door. Bewaar deze goed zodat u de
informatie op elk moment kunt terugvinden. Mocht u
dit gereedschap aan andere personen doorgeven,
gelieve dan deze handleiding/veiligheidsinstructies
mee te geven. Wij zijn niet aansprakelijk voor
ongevallen of schade die te wijten zijn aan niet-
naleving van deze handleiding en van de
veiligheidsinstructies.
Verklaring van de aanwijzingsborden op het
apparaat (fig. 15)
1. Let op! Handleiding lezen.
2. Let op! Warme onderdelen. Op afstand blijven.
3. Let op! Tijdens het tanken motor afzetten.
4. Let op! Niet in niet verluchte ruimten laten
draaien.
1. Algemene veiligheidsvoorschriften
앬 Er mogen geen veranderingen op de
elektriciteitsgenerator worden uitgevoerd.
앬 Voor onderhoud en accessoires uitsluitend origi-
nele stukken gebruiken.
앬 Let op: Gevaar voor vergiftiging, uitlaatgassen
mogen niet worden ingeademd.
앬 Kinderen weghouden van de elektriciteits-
generator.
앬 Let op: Gevaar voor brandwonden, uitlaatgasin-
stallatie en aandrijfaggregaat niet raken.
앬 Gebruik een gepaste gehoorbeschermer als u
zich in de buurt van het apparaat bevindt.
앬 Let op! Benzine en benzinedampen zijn licht
ontvlambaar of explosief.
앬 De elektriciteitsgenerator nooit in niet verluchte
ruimten laten draaien. Als de generator in goed
verluchte ruimten wordt gebruikt, dienen de
uitlaatgassen via een uitlaatgasslang
rechtstreeks de open lucht in te worden geleid.
앬 Let op: Er kunnen giftige uitlaatgassen ontsnap-
pen ook al is en uitlaatgasslang aangesloten.
Wegens brandrisico mag de uitlaatgasslang
nooit op brandbaar materiaal worden gericht.
앬 Ontploffingsgevaar: de elektriciteitsgenerator
nooit in ruimten gebruiken waarin er zich licht
ontvlambare materialen bevinden.
앬 Het door de fabrikant vooraf ingestelde toerental
mag niet worden veranderd. Anders zouden de
elektriciteitsgenerator of aangesloten toestellen
kunnen worden beschadigd.
앬 Tijdens het transport dient de
elektriciteitsgenerator tegen wegglijden en
kantelen te worden geborgd.
앬 De generator minstens op 1m afstand van
gebouwen of aangesloten toestellen opstellen.
앬 De generator op een veilige effen plaats
opstellen. Draaien en kantelen of verwisselen
van standplaats tijdens het bedrijf is verboden.
앬 Vóór het transport en het bijtanken motor steeds
afzetten.
앬 Bij het bijtanken erop letten dat geen brandstof
op de motor of de uitlaat terechtkomt.
앬 Generator nooit bij regen of sneeuwval
gebruiken.
앬 Generator nooit met natte handen vastpakken.
앬 Bescherm u tegen elektrische gevaren. Gebruik
in open lucht enkel verlengkabels (H07RN..), die
daarvoor goedgekeurd en overeenkomstig
gekenmerkt zijn.
앬 Bij gebruik van verlengkabels mag de totale
lengte voor 1,5 mm
2
50 m, voor 2,5 mm
2
100 m
niet overschrijden.
앬 De afstelling van de motor en de generator mag
niet worden veranderd.
앬 Herstel- en afstelwerkzaamheden mogen enkel
door geautoriseerd vakpersoneel worden
uitgevoerd
앬 De tank niet in de buurt van open licht, vuur of
vonkenregen vullen of leegmaken. Niet roken!
앬 Kom niet aan mechanisch bewogen of warme
onderdelen. Verwijder geen beschermende
afdekkingen.
앬 De toestellen mogen niet aan vocht of stof
worden blootgesteld. Toegestane
omgevingstemperatuur -10 tot +40° C, maximale
hoogte boven zeeniveau 1000 m, relatieve
luchtvochtigheid: 90 % (niet condenserend)
앬 De generator wordt aangedreven door een ver
brandingsmotor die in het gebied rond de uitlaat
(aan de overkant van de stopcontacten) en aan
de uitgang ervan hitte verwekt. Mijdt de buurt
van deze oppervlakken omwille van het gevaar
voor brandwonden op de huid.
앬 De waarden vermeld bij de technische gegevens
onder geluidsvermogen (LWA) en
geluidsdrukniveau (L
pA) stellen emissiewaarden
voor en zijn niet noodzakelijk werkniveauʼs.
Aangezien er geen verband bestaat tussen
emissie- en immisieniveauʼs kunnen deze
waarden niet beslist worden gebruikt om
eventueel noodzakelijke aanvullende
voorzorgsmaatregelen te bepalen. Bij de
factoren, die van invloed zijn op het momentele
immissiepeil van de werkkracht, zijn de
eigenschappen van de werkruimte, andere
geluidsbronnen etc. alsmede b.v. het aantal
NL