Montage van de schakelaar-stekker-combinatie
(zie fig. 5 en 6)
Steek de schakelaar-stekker-combinatie de
schuifbeugel (fig. 5) op en maak ze vast d.m.v. de
beide kruiskopschroeven (fig. 6).
Montage van de grasopvangzak (zie fig. 7 tot 9)
Schuif de grasopvangzak (A) het desbetreffende
frame (B) op. Daarna fixeert u de opvangzak met de
velcrosluitingen op het frame van de opvangzak (fig.
8). Om de opvangzak vast te haken opent u met een
hand de uitwerpklep en haakt u de opvangzak op het
huis van de grasmaaier vast (fig. 9).
5. Afstellen van de maaihoogtes
Let op! Van maaihoogte mag enkel worden
veranderd als de motor is afgezet en de netstekker
uit het stopcontact is getrokken.
Voordat u begint te maaien controleert u of het
maaigereedschap niet bot is en of de
bevestigingsmiddelen niet beschadigd zijn. Vervang
botte en / of beschadigde maaigereedschappen om
onbalans te voorkomen. Bij deze controle de motor
afzetten en de netstekker uit het stopcontact trekken.
De maaihoogtes worden rechtstreeks aan de wielen
afgesteld (zie fig. 10).
U kunt drie verschillende maaihoogtes afstellen. Om
de wielen los de maken dient u de wielkappen tegen
de richting van de wijzers van de klok in te draaien.
De wielen kunnen daarna in de gewenste
maaihoogte worden gemonteerd.
Maaihoogte 1 = 28 mm
Maaihoogte 2 = 43 mm
Maaihoogte 3 = 58 mm
Alle wielen moeten bij het gras afrijden op dezelfde
hoogte zijn afgesteld.
6. Inbedrijfstelling
Sluit de aansluitkabel van de maaier aan op de
schakelaargroep en borg de aansluitkabel d.m.v. de
kabeltrekontlastingsklem (fig. 11).
Let op!
Om het onbedoeld inschakelen van de grasmaaier te
voorkomen is de schakelaar-stekkercombinatie
voorzien van een tweepuntsschakelaar (fig. 10, pos.
1), die moet worden ingedrukt voordat de
schakelhendel (fig. 10, pos. 2) kan worden
getrokken. Zodra u de schakelhendel loslaat, wordt
de grasmaaier uitgeschakeld.
Voer deze procedure meermaals uit om er zeker van
te zijn dat uw toestel correct werkt. Voordat u een
herstelling of onderhoudswerkzaamheid op het
toestel verricht dient u er zich van te vergewissen dat
het mes niet draait en het toestel gescheiden is van
het net.
Let op! Open de uitwerpklep nooit als de
opvanginrichting leeg wordt gemaakt en de
motor nog draait. Het roterende mes kan letsels
veroorzaken.
Maak de uitwerpklep of de opvangzak steeds
zorgvuldig vast. Als u die wilt verwijderen, voordien
de motor afzetten.
De door de geleidestangen gegeven
veiligheidsafstand tussen meskooi en gebruiker dient
steeds in acht te worden genomen. Tijdens het
maaien en veranderen van rijrichting op bermen en
hellingen dient u bijzonder voorzichtig te werk te
gaan. Let op een veilige stand, draag schoenen met
slipvaste zolen en een lange broek. Maai steeds
dwars over de helling.
Op hellingen van meer dan 15% mag om
veiligheidsredenen het gras niet met de maaier
worden afgereden.
Wees bijzonder voorzichtig bij het achteruit bewegen
en trekken van de maaier. Struikelgevaar!
7. Instructies voor het correct gras
afrijden
Voor het gras afrijden is een overlappende werkwijze
aan te bevelen.
Maai enkel met een scherp en intact mes zodat de
grashalmen niet uitrafelen en het gazon niet geel
wordt.
Om een proper maaipatroon te bereiken leidt u de
maaier in zo recht mogelijke banen.
De banen moeten elkaar steeds overlappen met
enkele centimeters zodat er geen stroken blijven
staan.
Hoe vaak moet worden afgereden hangt in principe
ervan af hoe snel het gras groeit. In de
hoofdgroeiperiode (mei – juni) twee keer per week,
anders eenmaal per week. De maaihoogte moet
tussen 4 en 6 cm liggen en het gras moet 4 tot 5 cm
groeien voordat u het opnieuw afrijdt. Mocht het gras
ooit wat langer worden, maak dan achteraf niet de
fout het gras direct in één keer op de normale hoogte
terug te snijden. Dit schaadt het gazon. Snij dan
nooit meer dan de helft van de grashoogte terug. De
22
NL