128
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
VAN DE AUTO
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENINGS-
KNOPPEN
PARKEERSENSOREN (indien aanwezig)
Deze bevinden zich in de achterbumper van de auto en attenderen de
bestuurder via een repeterend akoestisch signaal op de aanwezigheid van
obstakels achter de auto.
ACTIVERING
De sensoren worden automatisch geactiveerd als de achteruit wordt
ingeschakeld.
Als de afstand tot het obstakel achter de auto kleiner wordt, neemt de
frequentie van het akoestische signaal toe.
AKOESTISCH WAARSCHUWINGSSYSTEEM
Als de achteruit wordt ingeschakeld, klinkt er een kort akoestisch signaal
om aan te geven dat het systeem is ingeschakeld.
Als een obstakel binnen het meetbereik van de auto wordt gesignaleerd,
treedt automatisch een repeterend akoestisch signaal in werking:
❒ de frequentie van het signaal neemt toe als de afstand tot het obstakel
kleiner wordt;
❒ het signaal klinkt ononderbroken als de afstand tot het obstakel minder
is dan ongeveer 30 cm;
❒ het signaal blijft constant als de afstand tussen de auto en het obstakel
onveranderd blijft.
F0I0234m