De ontvanger wordt, ook om stoten te voorkomen, in schuimrubber ingepakt en beschermd tegen stof, vuil en
vocht in het model geplaatst. De ontvanger mag op geen enkele plek direct tegen het model zelf aanliggen,
omdat anders trillingen en schokken meteen aan de ontvanger zouden worden doorgegeven.
De ontvangerantenne niet inkorten of verlengen en zo ver mogelijk van electromotoren, servo’s, metalen stangen
of stroomdraden enz. plaatsen.
Let u er op bij het plaatsen van de kabels, dat deze niet strak getrokken, overmatig geknikt of gebroken zijn. Ook
scherpe randen en kanten zijn altijd een gevaar voor de isolatie. Let u er op, dat alle stekkers vast zitten. Stekkers
nooit aan de kabels lostrekken.
Controle voor de start
Zijn er meerdere modelhobbyisten aanwezig, verzeker u er dan van dat u als enige op uw kanaal zendt, voordat u
uw zender aanzet. Dubbel gebruik van een zendfrequentie kan storingen veroorzaken of andere modellen laten
neerstorten. Voordat u de ontvanger inschakelt moet u er zeker van zijn dat de gasknuppel van de zender op
stop/stationair staat.
Altijd eerst de zender aanzetten, dan pas de ontvanger.
Altijd eerst de ontvanger uitzetten, dan pas de zender. Wanneer deze volgorde niet aangehouden wordt, dus de
ontvanger aan staat en de bijbehorende zender nog op “UIT”, dan kan de ontvanger door andere zenders,
storingen enz. signalen oppikken. Het model voert ongecontroleerde stuurbewegingen uit en kan schade aan
personen of goederen veroorzaken. De servo’s kunnen naar hun eindpositie lopen en electronica, tandwielen,
stuurstangen, roeren enz. beschadigen.
Reikwijdtetest
Voor ieder gebruik correcte functie en reikwijdte controleren. Daarbij op een flinke afstand van het model
controleren, of alle roeren probleemloos werken en in de juiste richting uitslaan. Deze test met draaiende motor
herhalen, terwijl een helper het model vasthoudt.
Inbouwen van stuurstangen en roeren
Ín principe moet het inbouwen zó plaatsvinden, dat de stuurstangen vrij en licht lopen. Bijzonder belangrijk is,
dat alle roerhevels hun volledige uitslagen kunnen uitvoeren, dus niet mechanisch begrensd worden.
Om een draaiende motor ten allen tijde te kunnen stoppen, moet men de motordrossel zó hebben ingesteld, dat
de carburateuropening helemaal gesloten wordt, wanneer de stuurknuppel en trimhevel in de stationairpositie
worden gebracht.
Er op letten, dat geen metalen delen b.v. door het uitslaan van roeren, trillingen, draaiende delen enz. tegen
elkaar schuren. Hierdoor ontstaan zogenaamde knakimpulsen, die de ontvanger storen.
Laden van de accu’s
Let u hierbij steeds op de aanwijzingen van de accufabrikant en houdt u zich nauwkeurig aan de laadtijden.
Accu’s nooit zonder toezicht opladen. Probeer nooit droge batterijen op te laden (explosiegevaar).
Alle accu’s
moeten voor ieder gebruik worden opgeladen.
Om kortsluiting te vermijden geldt: eerst de bananenstekker van de laadkabels op de juiste manier aan het
laadapparaat aansluiten, daaarna pas de stekkers van het laadapparaat aan de laadbusssen van zender en
ontvangeraccu bevestigen.
Capaciteit en gebruikstijd
Voor alle stroombronnen geldt: bij lage temperaturen neemt de capaciteit sterk af, daardoor zijn de
gebruikstijden korter bij koude weersomstandigheden. Ook een verkeerde behandeling van de accu’s leidt tot een
capaciteitsvermindering.