35
Wie heeft het bijhorende dier?
De andere spelers denken na of ze het dier in hun bezit hebben dat bij de
aanwijzing hoort. Ze verstoppen het dier, waarvan ze vermoeden dat het
het juiste is, in hun gesloten vuist en leggen deze in het midden op tafel.
Ook de speler die zojuist het dier heeft beschreven, verstopt zijn dier in
z’n vuist en legt hem in het midden op tafel.
Belangrijk: ook als een van de spelers er vast van overtuigd is dat hij het
bijbehorende dier niet bezit, kiest hij er toch een uit.
Alle spelers openen tegelijk hun vuisten:
• Heeft een van de spelers precies hetzelfde dier in zijn hand als de
speler die de aanwijzing heeft gegeven?
Beide dieren mogen in de bodem van de doos worden gelegd.
Alle andere dieren worden opnieuw achter de dierenplaten gelegd.
• Als van de radende spelers niemand het gezochte dier in zijn hand
heeft, leggen alle spelers hun dieren weer terug achter hun eigen
dierenplaat.
Daarna is de volgende speler aan de beurt en gooit een keer met de
dobbelsteen.
Einde van het spel
Zodra een van de spelers als eerste zijn laatste dier heeft kunnen weg-
leggen, is het spel afgelopen. Deze speler heeft gewonnen en wordt tot
“koning der dieren” benoemd. Als dit zo voor twee spelers uitkomt,
hebben ze gezamenlijk gewonnen.
Moeilijkere variant
De spelvoorbereiding en het verloop blijven hetzelfde als bij het basis-
spel. Er wordt nu echter met de rode dobbelsteen gespeeld.
Deze heeft nog drie extra afbeeldingen.
• Beschrijf de woonplaats van het dier:
Leg aan de andere kinderen uit waar het dier woont.
Bijvoorbeeld: het woont in een nest.
• Beweeg je handen:
Probeer om met je handen en vingers, de manier van lopen van het
dier, op tafel na te doen. Je mag geen geluid met je mond maken.
Geluiden die bv. door het op tafel kloppen ontstaan, zijn toegestaan.
• Teken met je vinger:
Teken de omtrek van het uitgekozen houten dier met je vinger in de lucht.
alle anderen:
dier gokken, in vuist
verstoppen
Juiste dier gegokt?
Beide dieren in de
doos
Foute dier gegokt?
Dieren terug achter
eigen dierenplaat
alle dieren weg =
gewonnen
rode dobbelsteen
woonplaats
beschrijven
vinger bewegen
tekenen
NEDELRLANDS
34
Spelvoorbereiding
De variant voor 2 spelers staat op bladzijde 36.
Iedere speler pakt een dierenplaat en zet deze zodanig voor zich neer dat
hij zo meteen zijn dieren erachter kan verstoppen. Leg alle dieren in het
midden op tafel.
Belangrijk: bij 3 spelers wordt er een dierenpaar uit het spel
genomen en in de doos gelegd.
Alle spelers trekken tegelijkertijd hetzelfde aantal dieren.
• bij 3 spelers = 10 dieren
• bij 4 spelers = 8 dieren.
Belangrijk: geen enkele speler mag een dier dubbel hebben!
De gele dobbelsteen wordt klaargelegd.
De rode dobbelsteen wordt alleen bij de moeilijkere variant gebruikt en
daarom apart gelegd.
Spelverloop
Er wordt kloksgewijs om beurten gespeeld.
Het kind dat het best als een olifant kan trompetteren, mag beginnen. Als
jullie het niet eens kunnen worden, begint het jongste kind en gooit één
keer met de dobbelsteen.
De handelingen die op de dobbelsteen te zien zijn, geven aan welke
aanwijzingen je over een van je dieren moet geven. Bekijk als eerste de
handeling. Beslis daarna welk dier je wilt uitkiezen. Voer vervolgens de
handeling uit.
• Beweeg je lichaam:
Doe een typische beweging of houding van het uitgekozen dier na.
Daarbij mag je niet praten en ook geen geluid maken.
• Maak geluid:
Probeer om een geluid na te doen dat jouw dier heel goed beschrijft.
• Beschrijf het dier:
Beschrijf je dier zonder z’n naam te noemen. Spreek hierbij in hele
zinnen.
Bijvoorbeeld: Het is groot en grijs. Het leeft ook in Afrika.
dierenplaat opstellen
dieren gelijkmatig
verdelen;
niemand mag een
dubbele hebben!
gele dobbelsteen
klaar
1 x gooien
dier uitkiezen en
handeling uitvoeren:
bewegen
geluid maken
dier beschrijven