26
Terwijl Goudlokje lag te slapen, kwam de familie Brom thuis.
Papa Brom merkte direct dat er iets niet in de haak was. „Wie
heeft van mijn pap gegeten?“, vroeg hij verbaasd. „En wie heeft
van mijn pap gegeten?“, vroeg mama Brom even verwonderd.
„Van mijn pap is helemaal niets meer over!“, riep kleine Brom
treurig.
De drie beren gingen de woonkamer binnen. „Iemand heeft op
mijn stoel gezeten“, bromde papa Brom. „Iemand heeft ook op
mijn stoel gezeten“, merkte mama Brom op. „En degene die op
mijn stoel heeft gezeten, heeft hem helemaal stuk gemaakt“,
huilde kleine Brom.
„Sssst“, siste papa Brom opeens, „horen jullie dat?“ „Er ligt
iemand te snurken!“, fluisterde mama Brom. Voorzichtig sloop de
berenfamilie de trap op naar de slaapkamer. „Iemand heeft op
mijn bed rondgesprongen“, zei papa Brom. „In mijn bed heeft
ook iemand gelegen “, stelde mama Brom vast. „En in mijn bed
ligt iemand te slapen!“, riep kleine Brom verontwaardigd.
Op dat moment werd Goudlokje wakker. Bij de aanblik van de
woedende beren schrok ze zo erg dat ze bliksemsnel uit bed
sprong en het huis uit rende.
Sinds die dag waagde Goudlokje het nooit meer om onuit-
genodigd een huis binnen te lopen. De familie Brom leefde nog
lang en gelukkig diep in het grote bos.