NL 18 BEDIENINGSELEMENTEN
Bij modellen met hydrostatische aandrijving:
4.31 R
EMPEDAAL
Dit pedaal stelt de rem van de
achterwielen in werking.
4.32 K
OPPELINGSPEDAAL
Dit pedaal stelt het aandrijfsy-
steem voor de wielen in
werking en regelt de snelheid
van de machine, zowel bij het
voor- als bij het achteruit rijden.
– Om de machine vooruit te
laten rijden dient het pedaal
met de punt van de voet in
richting «F» geduwd te wor-
den; hoe meer druk er op het
pedaal wordt uitgevoerd, hoe
hoger de snelheid van de
machine.
– De achteruitversnelling wordt
in werking gesteld door met
de hak op het pedaal in rich-
ting «R» te drukken.
– Als het pedaal wordt losgela-
ten komt het automatisch weer in de vrije stand «N» terug.
Het inschakelen van de achteruitversnelling dient uit-
gevoerd te worden als de machine stilstaat.
Als het koppelingspedaal zowel bij het voor- als het ach-
teruitrijden bediend wordt met een ingeschakelde handrem (4,4) slaat de
motor af.
4.33 O
NTGRENDELING VAN DE HYDROSTATISCHE AANDRIJVING
Deze hendel heeft twee standen die op de desbetreffende sticker staan aange-
geven:
«A» = Aandrijving ingeschakeld: voor alle gebruikscondities, tijdens het rijden
en het maaien;
«B» = Aandrijving uitgeschakeld: vermindert aanzienlijk de kracht die nodig is
om de machine, met de motor uit, met de hand te verplaatsen.
OPMERKING
̆
!
LET OP!
➤