NL 20 GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN
– ze stoppen de motor als er ook maar één veiligheidsconditie wegvalt.
Om de motor te starten is het in ieder geval nodig dat:
– de koppeling in de «vrije» stand staat;
– de messen uitgeschakeld zijn;
– de gebruiker op de stoel van de machine zit ofwel de handrem ingeschakeld is.
De motor stopt automatisch als:
– de gebruiker de stoel verlaat terwijl de messen ingeschakeld zijn;
– de gebruiker de stoel verlaat terwijl de koppeling niet in de «vrije» stand staat;
– de gebruiker de stoel verlaat terwijl de koppeling wel in de «vrije» stand staat, maar de
handrem niet is ingeschakeld;
– de zak wordt opgetild of als de steenbeschermkap wordt verwijderd terwijl de messen
ingeschakeld zijn.
De volgende tabel geeft enige situaties weer, waarbij de redenen van tussenkomst onder-
lijnd zijn.
BESTUURDER OPVANGZAK MESSEN KOPPELING REMMEN MOTOR
A) STARTEN (Sleutel in de «START» stand)
Zit op stoel Geen invloed Ontkoppeld 1....5 - F/R Ingeschakeld Slaat NIET aan
Zit op stoel Geen invloed Ingeschakeld «N» Ingeschakeld Slaat NIET aan
Afwezig Geen invloed Ontkoppeld «N» Uitgeschakeld Slaat NIET aan
B) TIJDENS HET MAAIEN (Sleutel in de «DRAAIEN» stand)
Zit op stoel NEE Ingeschakeld Geen invloed Uitgeschakeld Slaat af
Afwezig JA Ontkoppeld «N» Uitgeschakeld Slaat af
Afwezig JA Ingeschakeld Geen invloed Ingeschakeld Slaat af
Afwezig Geen invloed Ontkoppeld 1....5 - F/R Uitgeschakeld Slaat afa