NEDERLANDS
Aanwijzing
Is voor een externe toets hulpspanning nodig, dan is aan
klem 5 een spanning van ca. + 24 V (tegen klem 20 = 0 V)
aanwezig, waarbij de totaal opgenomen stroom aan klem 5
max. 100 mA mag bedragen.
3.4 Aansluiting van een externe drukknop „deur open“
Een externe drukknop „deur open“ kan op klemmen 15
en 14 worden aangesloten (zie afbeelding 5.4).
1) eerste contact aan klem 15 (impulsingang)
2) tweede contact aan klem 14 (0 V).
3.5 Aansluiting van een externe drukknop „deur dicht“
Een externe drukknop „deur dicht“ kan op klemmen 17
en 14 worden aangesloten (zie afbeelding 5.5).
1) eerste contact aan klem 17 (impulsingang)
2) tweede contact aan klem 14 (0 V).
3.6 Aansluiting van een uitschakelaar voor het
stoppen of/en uitschakelen van de aandrijving
(stop- of nood-uit-kring)
Een uitschakelaar met openercontacten (0 V schakeling
of potentiaalvrij) wordt als volgt aangesloten (zie afbeel-
ding 5.6):
1) De in de fabriek geplaatste draadbrug tussen klem 12
(stop of noodstop - ingang) en klem 13 (0 V) die een
normale functie van de aandrijving mogelijk maakt, moet
verwijderd worden!
2) -Schakeluitgang of eerste contact aan klem 12 (stop
of noodstop - ingang).
-0 V (massa) of tweede contact aan klem 13 (0 V).
Aanwijzing
Door het openen van het contact worden eventuele deurbe-
wegingen onmiddellijk gestopt en permanent onderbroken.
3.7 Lichtuitgang (menu 2) en
waarschuwingslamp (menu 5) (zie afbeelding 5.7)
Bij gelijktijdige aansluiting van een buitenverlichting en
een waarschuwingslamp wordt de buitenverlichting via
een extra relais 437 130 (niet in het leveringspakket) aan
klem 5/11 en de waarschuwingslamp direct aan de
klemmen LH/LS/N aangesloten. De buitenverlichting
wordt in menu 2, de waarschuwingslamp in menu 5
geprogrammeerd. Indien alleen een buitenverlichting
wordt gebruikt, dan kan deze ook direct aan de klem-
men LH/LS/N worden aangesloten. De buitenverlichting
wordt in menu 2 geprogrammeerd. In menu 5 moet
parameter 3 worden ingesteld.
3.8 Aansluiting van beveiligingen (zie afbeelding 5.8)
Er kunnen optische beveiligingen en/of 8,2 kΩ-weer-
standscontactstrips aangesloten worden:
De gewenste instellingen kunnen bij 5.3.2 (menu 4),
5.3.6 (menu 10) en 5.3.7 (menu 11) gekozen worden.
Klem 20: 0 V - Voedingsspanning
Klem 18: Test (indien aanwezig)
Klem 72: Signaalingang van SE1
Klem 73: Signaalingang van SE2
Klem 5: 24 V - Voedingsspanning
3.9 Aansluiting van het elektrisch slot (zie afbeelding 5.9)
Draaihek Elektrisch Klemmen Klemmen
slot voor PA (24 V) PB (24 V)
éénvleugelig Vleugel A X
tweevleugelig Vleugel A X
Vleugel B X
De polariteit aan klemmen PA of PB kan willekeurig
gekozen worden.
4 Inbedrijfstelling van de aandrijving
4.1 Eerste ingebruikneming
Na aansluiting op de netspanning (v.b. beveiliging door
de klant) verschijnt op de besturing de bedrijfsmodus
"Eerste Ingebruikneming" (zie afb. 6).
Om de besturing te programmeren moet de PRG-toets
vijf seconden lang worden ingedrukt. Daarna moet wor-
den bepaald of de installatie één of twee vleugels heeft.
Ondertussen verschijnen op de beide zeven-segment-
displays afwisselend knipperend "1" en "2".
Tip
Bij draaihekinstallaties met één vleugel worden alle menu-
punten zonder een index weergegeven. Bovendien is hier
het menu 13 (omkeergrens vleugel b) niet beschikbaar. Bij
draaihekinstallaties met twee vleugels worden soortgelijke
menupunten met de index "A" (vleugel A) en "b" (vleugel b)
gemarkeerd (v.b. bij de leerbeweging menu 1A of menu 1b).
Een uitzondering hierop vormen het menu 12 en het menu 13.
Wanneer u op de linkertoets (dicht-toets) voor hekken
met één vleugel of de rechtertoets (open-toets) voor hek-
ken met twee vleugels drukt, springt de besturing auto
matisch naar het eerste leermenu (menu 1 of menu 1A).
4.2 Draaihekaandrijving programmeren
(menu 1 of menu 1A)
Tip
Bij hekinstallaties met twee vleugels en aanslagsponning
kunnen beide vleugels op elkaar botsen. Om dit te vermijden
moeten beide vleugels voor of tijdens het programmeren
iets geopend zijn.
Om de draaihekaandrijving te programmeren moet eerst
de eindstand "hek-dicht" van vleugel A en vervolgens
de eindstand "hek-open" worden geprogrammeerd
(zie 4.2.1). Vervolgens moet de kracht voor de sluitbe-
weging van vleugel A en daarna de kracht voor de
openbeweging worden geprogrammeerd (zie 4.2.2).
OPGELET
Bij hekinstallaties met twee vleugels moeten
de eindstand en de krachten ook worden
geprogrammeerd voor vleugel B (menu 1b).
Tip
Bij hekinstallaties met twee vleugels en aanslagsponning
kunnen beide vleugels bij het openen of sluiten op ➤
85
11.2004 TR10A008-A RE