3 Installatie
3.1 Inleiding - installatie
WAARSCHUWING: Zorg dat u het
hoofdstuk over veiligheid hebt gelezen en
begrepen voordat u het product monteert.
OPGELET: Gebruik originele
reserveonderdelen en origineel
installatiemateriaal.
Let op: Zie www.husqvarna.com voor meer
informatie over de installatie.
3.2 Hoofdonderdelen voor de installatie
De installatie bevat de volgende onderdelen:
•Robotmaaier die het gazon automatisch maait.
Deze bevat een maaidek en een aandrijfeenheid.
• Oplaadstation, waarmee het product wordt
opgeladen. Inclusief voeding, die wordt
aangesloten op een stopcontact van 100-240 V.
• Referentiestation8, dat satellietsignalen ontvangt
en correctiegegevens naar de robotmaaier stuurt.
• Mobiel apparaat9 met de Husqvarna Fleet
Services™-app en de Automower® Connect-app
om de installatie van het product uit te voeren en
de instellingen te regelen.
3.3 Voorbereiden op installatie
OPGELET: Gaten met water in het
gazon kunnen schade aan het product
veroorzaken.
OPGELET: Lees het hoofdstuk over
installatie voordat u de installatie start.
• Maak een blauwdruk van het werkgebied en neem
er alle obstakels in op. Dit maakt het makkelijker
om te onderzoeken waar het laadstation, het
referentiestation en de virtuele grenzen moeten
worden geplaatst.
•Maak een markering op de blauwdruk waar
het laadstation, het referentiestation, het
onderhoudspunt, de transportpaden en de virtuele
grenzen voor de werkgebieden en de te vermijden
zones moeten worden geplaatst.
• Volg de instructies voor afstanden tussen
belemmerende objecten.
•Maak de grond van het gazon plat. Zorg ervoor dat
er geen gaten of verdikkingen in het gazon zijn.
• Maai het gras voordat u het product installeert.
Zorg ervoor dat het gras maximaal 10 cm/4 inch
is.
Let op: De eerste weken na de installatie kan het
geluidsniveau bij het maaien van het gras hoger zijn dan
gewoonlijk. Het geluidsniveau wordt na verloop van tijd
lager.
3.4 Onderzoeken waar het laadstation
moet worden geplaatst
Lees en begrijp de instructies over waar u
het referentiestation moet plaatsen. Raadpleeg de
bedieningshandleiding voor het referentiestation.
3.5 Onderzoeken waar het laadstation
moet worden geplaatst
•U kunt het laadstation in het werkgebied of buiten
het werkgebied plaatsen. Er is geen transportpad
nodig als het laadstation in het werkgebied wordt
geplaatst (A). Er is geen transportpad nodig als het
product zich volledig in het werkgebied bevindt als
het bij het koppelpunt van het laadstation is. Als
het laadstation en het koppelpunt (B) zich niet in
het werkgebied bevinden, moet u een transportpad
(C) installeren.