• Plaats het laadstation in een gebied met een
goede luchtstroom.
•Gebruik een aardlekschakelaar met een
afschakelstroom van maximaal 30 mA wanneer u
de voedingskabel aansluit op het stopcontact.
OPGELET: Installeer het laadstation
niet op een plek waar zich metalen
objecten in de grond bevinden. Metalen
objecten kunnen interferentie met het
laadstationsignaal veroorzaken.
3.6 Onderzoeken waar de objecten op
de kaart moeten worden geïnstalleerd
OPGELET: Als het werkgebied aan
een waterpartij, helling, afgrond of openbare
weg grenst, moet op de virtuele grens een
beschermende muur worden geplaatst. De
muur moet minimaal 15 cm/6 inch hoog zijn.
OPGELET: Laat het product niet
werken op grind.
OPGELET: Voor een zorgvuldige
werking zonder geluid isoleert u alle
obstakels zoals bomen, wortels en stenen.
Let op: Maak een blauwdruk van het werkgebied
voordat u de virtuele grenzen installeert.
• Controleer of het product in alle delen van het
werkgebied radiosignalen van het referentiestation
kan ontvangen. Zorg ervoor dat de maximale
afstand tussen het referentiestation en het product
500 m/1640ft. is.
Let op: De maximale afstand neemt af als er
zich voorwerpen tussen het referentiestation en
het product bevinden.
3.6.1 Onderzoeken waar de objecten op
de kaart moeten worden geïnstalleerd voor
een goede satellietdekking
Wanneer het product in werking is, moet het
onbelemmerd zicht op de hemel hebben om de
satellietsignalen te kunnen gebruiken voor navigatie.
•Zorg ervoor dat het 90° gedeelte van de hemel
onbelemmerd is.
Let op: Objecten van minder dan 1 m / 3.3 ft.
hoogte (A) belemmeren de satellietsignalen niet.
Let op: Boomkruinen die minder dan 4 m / 13
ft. in diameter zijn belemmeren de satellietsignalen
niet. Als er in een gebied veel kleine bomen bij
elkaar staan, als de diameter van hun kruinen bij
elkaar minder dan 4 m / 13 ft is, belemmeren ze de
satellietsignalen niet.
• Maak voor bomen met een boomkruin met een
diameter van meer dan 4 m / 13 ft. (A) een te
vermijden zone (B) rond de bomen.