Hoofdstuk 02
Gebruik
Vooraleer men het voertuig start, controleert men:
• Of de benzinetank is bijgevuld.
• Het peil van de motorolie (raadpleeg het deel – Peil van de motorolie)
• Of de banden correct zijn opgeblazen. Achter: 2,4bar / voor: 2,3bar
• De werking van de lichten van de koplamp, van het achterlicht en van de
richtingaanwijzers.
• De werking van de voor- en achteremmen.
• Het vloeistofpeil in de tank van de pomp van de voorrem.
Tanken
Vul de brandstoftank met loodvrije benzine (minimum octaangehalte=95)
Buddy: de tankdop zit onder het zadel.
Solo: de tankdop zit onder de stoel aan de voorzijde. Door uw stoel naar achteren te schuiven is de
tankdop bereikbaar.
Het bereiken van het reservepeil van de brandstof wordt aangeduid door het oplichten van de
speciale melder op het dashboard met instrumenten.
Vooraleer men benzine gaat tanken, zet men de motor uit.
Benzine is uiterst brandbaar, zorg dat er geen benzine stroomt uit de tank of tijdens het
tanken.
Zich niet begeven in de buurt van de brandstofdop met open vlammen of aangestoken
sigaretten, brandgevaar. Vermijdt eveneens het inademen van schadelijke dampen.
Het gebruik van andere okie dan aanbevolen, kan de levensduur van de motor
verkorten.
Benzinetank is uitgevoerd in plastic met een capaciteit van 7,5 ltr (indicatieve waarde,
incl. de reserve van 1,2 ltr)