RECOVERY / Berekening van het conditiecijfer –
Als de loopband zich in de trainingmodus bevindt en loopt,
kunt u door indrukken van de RECOVERY-toets de
berekening van het conditiecijfer starten. De loopband stopt.
Voor het indrukken van de RECOVERY-toets dient op het
POLSSLAG display een polsslagwaarde getoond worden. De
polsslagwaarde wordt opgeslagen. Indien u voor de
polsslagmeting géén borstgordel draagt, dient u na het
indrukken van de RECOVERY-toets binnen 10 seconden de
handsensoren weer vast te pakken. Tijdens de RECOVERY-
functie telt het TIJD-veld 60 seconden terug van “01:00” tot
“00:00”, in het SNELHEIDS-veld staat “REC”. Het
POLSSLAG-veld toont de polsslag van de gebruiker. Als de
polsslagsensoren de polsslag niet kunnen meten, verschijnt in
het POLSSLAG-veld een knipperende “P”.
Na 60 seconden wordt de actuele polsslag van de gebruiker
opgeslagen. Het verschil tussen de belastingpolsslag en de
herstelpolsslag wordt in het HELLINGSHOEK-veld getoond.
Een conditiecijfer wordt berekend en in het CALORIEËN-veld
verschijnt “Fx.x”.
Berekening van het conditiecijfer:
Cijfer = 6 – ((10 x (P1-P2) / P1)²
P1 = belastingpolsslag, P2 = herstelpolsslag
F1 = uitstekend
F6 = onvoldoende
Drukt u tijdens de RECOVERY-functie op de STOP-toets
wordt deze voortijdig beëindigd en keert u naar de
STOP/PAUZE-modus terug. De RECOVERY-functie kan niet
gestart worden tijdens de één minuut durende AFKOEL-
procedure.
BEDIENING VAN DE COMPUTERPROGRAMMA”S –
Om een programma te kiezen, de betreffende programmatoets
indrukken als de loopband zich in de POWER AAN-modus
bevindt. Als u dit apparaat voor de eerste keer gebruikt, dient
u de gebruikergegevens te programmeren en de GEBRUIKER
van U1 tot U9 vast te leggen, voordat het programma begint.
Heeft u het apparaat al vaker gebruikt, kies dan de vooraf
geprogrammeerde GEBRUIKER van U1 tot U9 voor de
noodzakelijke wijzigingen van uw persoonlijke gegevens,
voordat u het programma start.
GEBRUIKERGEGEVENS INSTELLEN –
1. GEBRUIKER INSTELLEN – Na indrukken van de
programmatoets verschijnt in het SNELHEIDS-veld “U1”
en knippert. Als er eerder geprogrammeerde
gebruikergegevens aanwezig zijn, toont het SNELHEIDS-
veld de als laatste geprogrammeerde GEBRUIKER. Druk
op de HELLINGSHOEK (+)(-) toetsen om de GEBRUIKER
van U1 tot U9 te kiezen. Druk vervolgens als bevestiging
op ENTER.
2. GEBRUIKERGEWICHT INSTELLEN – Na het kiezen van
de GEBRUIKER verschijnt in het CALORIEËN-veld de
door de fabrikant vooraf geprogrammeerde waarde van
“68 kg / 170 lb”. Druk op de HELLINGSHOEK (+)(-)
toetsen om de waarde te wijzigen en druk ter bevestiging
op ENTER.
3. LICHAAMSLENGTE VAN DE GEBRUIKER INSTELLEN
– Na het instellen van het GEBRUIKERGEWICHT
verschijnt in het POLSSLAG-veld de door de fabrikant
vooraf geprogrammeerde knipperende waarde van “170
cm / 68 inches”. Druk op de HELLINGSHOEK (+)(-)
toetsen om de waarde te wijzigen en druk ter bevestiging
op ENTER.
4. LEEFTIJD VAN DE GEBRUIKER INSTELLEN – Na het
instellen van de LICHAAMSLENGTE VAN DE GEBUIKER
verschijnt in het HELLINGSHOEK-veld de door de
fabrikant vooraf geprogrammeerde knipperende waarde
van “35”. Druk op de HELLINGSHOEK (+)(-) toetsen om
de waarde te wijzigen en druk ter bevestiging op ENTER.
5. DOELPOLSSLAG INSTELLEN - Bij het instellen van de
leeftijd van de gebruiker dient u erop te letten, dat de
doelpolsslag volgens de instellingen van de fabrikant aan
de leeftijd van de gebruiker aangepast wordt. De door de
fabrikant geprogrammeerde DOELPOLSSLAG is
gebaseerd op 85% van de maximale polsslag. De
maximale polsslag wordt berekend uit 220 min de leeftijd
van de gebruiker. Voor een persoon van 35 jaar ligt de
maximale polsslag bij 185 en 85% van de
gebruikerpolsslag is 157. Na instellen van de leeftijd
verschijnt in het TIJD-veld de DOELPOLSSLAG
gebaseerd op uw leeftijd en deze waarde knippert.
Raadpleeg uw huisarts wat voor u een geschikte
doelpolsslag is en druk op de HELLINGSHOEK (+)(-)
toetsen om uw persoonlijke doelpolsslag te
programmeren en bevestig met ENTER.