7. WERKING
7-1 Meetprincipe
Dit instrument meet de aardingsweerstand volgens de spanningsvalmethode;
dit is een methode voor het bekomen van de aardingsweerstand Rx door
een constante wisselstroom I aan te leggen tussen het te meten object E
(aardelektrode) en C (stroomelektrode), en om het potentiaalverschil V te
zoeken tussen E en P (spanningselektrode)
Rx = V/I
7-2 Nauwkeurige meting (met testprobe M-7095)
① Verbinding van de meetsnoeren
Steek de aardingspinnen P en C diep en op een rechte lijn in de aarde
op een afstand van 5 tot 10 m van de geaarde testapparatuur. Verbind
het groene meetsnoer met de geaarde testapparatuur, het gele snoer
met hulpaardingspin P en het rode meetsnoer met aardingspin C,
respectievelijk vanaf de aansluitklemmen E, P en C.
GEVAAR
● Het toestel levert een maximumspanning van ±50V tussen de klemmen
E-C of E-P in de functie aardingsweerstand. Let op voor een elektrische
schok.
● Bij het meten van aardspanning, geen spanning aanleggen van meer dan
30V tussen de aansluitklemmen.
● Bij het meten van aardingsweerstand, geen spanning aanleggen tussen de
aansluitklemmen.