Opmerking : ◇Plant de aardingspinnen in het vochtige gedeelte van de aarde.
Bevochtig de aarde daar waar de grond droog, steen- of zandachtig
is.
◇Als de ondergrond van beton is, leg de aardingspinnen dan neer en
overgiet ze met water; bedek ze nadien met vochtige doeken tijdens
het meten.
② Meten van aardspanning
Plaats de bereikschakelaar op EARTH VOLTAGE om de aardspanning
te controleren in de toestand ① hierboven. Als de naald uitwijkt is er
aardspanning aanwezig. Zorg ervoor dat de spanning onder de 10V blijft.
Een uitlezing van meer dan 10V kan buitensporige resultaten van de
aardingsweerstand teweegbrengen. Om dit te vermijden, de metingen
doen nadat men de spanning verminderd heeft door de stroom van de
testapparatuur uit te schakelen.
③ Nauwkeurige meting
Plaats de bereikschakelaar op x100 Ω en druk op de testknop. De
diode blijft oplichten tijdens de test. Draai de bereikschakelaar op
x10 Ω en x1Ω als de aardingsweerstand zwak is. De aangeduide
waarde is de aardingsweerstand van de geaarde meetapparatuur.
Opmerking : ◇Als de aardingsweerstand van de hulpaardingspin C te hoog is
om een meting uit te voeren, beweegt de naald zonder dat de diode
oplicht. Controleer de verbinding van de meetsnoeren evenals de
aardingsweerstand van de hulpaardingspin.