De indicaties in het LCD-gegevensveld
De weergegeven functies komen overeen met die
van de LCD-monitor.
2.1 Flitsmodus
a.
N: automatische flits-inschakeling
b.
B: automatische flits-inschakeling
met voorflits
c.
1: automatische flits-inschakeling
d.
V: handmatige flits-inschakeling met
voorflits
e.
C: automatische flits-inschakeling
met
voorflits en langere sluitertijden (afhanke-
lijk van instelling met synchronisatie
op het begin of het einde van de belich-
tingstijd)
f.
X: handmatige flits-uitschakeling
2.2 Geluidsopname
2.3 Accustatus (verschijnt niet bij werking van
de camera op de voedingseenheid/accu-
lader)
2.4 Handmatige scherpte-instelling
2.5 Spot-autofocus
2.6 Ingestelde belichtingsmeetmethode
2.7 Resterende aantal foto’s/opnametijd
2.8 Ingestelde belichtingscorrectie
2.9 Ingestelde witafregeling-modus (verschijnt
niet bij modus
AUTO)
2.10 Ingestelde automatische focusreeks
2.11 Ingestelde automatische belichtingsreeks
2.12 Ingestelde resolutie/
PLAY: Indicatie van
de weergavemodus
2.13 Ingestelde percentage beeldgegevenscom-
pressie
2.14 Ingestelde ISO-gevoeligheid
2.15 Ingestelde flits-belichtingscorrectie
2.16 Ingestelde zelfontspannermodus
(2 of 10 seconden voorlooptijd te kiezen)
2.17. Ingestelde macro-modus
Benaming van de onderdelen / 104
2.4
2.2
2.3
2.5
2.6
2.7
2.8
2.9
2.12
2.10
2.11
2.1
2.17
2.15
2.16
2.14
2.13