1. Hendel (3) voor het inwerking stellen van de wielen loslaten.
2. gashendel (17) op langzaam “schildpad” zetten.
Maaien
1. Motor starten
2. persoonlijke beschermingsmiddelen dragen
3. gashendel op volgas “konijn” zetten.
4. Maai aandrijving inschakelen
4.1 de koppelingshendel (1) naar beneden duwen (na de ontgrendeling te
hebben ingedrukt). Zorg dat de motor voldoende toeren maakt (niet afslaat!).
Het ingang zetten van de maaitrommel maakt lawaai door het draaien van de
aandrijfriem.
De hendel voor ongeveer 2/3 inknijpen. Als de maaimotor in beweging komt de
koppelingshendel (1) volledig indrukken.
4.2. Daarna de ontgrendelingshendel (2) ingedrukt houden.
Bij het draaien of achterwaarts rijden de motor gewoon laten draaien (geen gas
terugnemen)