Aanvulling op handleiding
Martin 2518 DMX controller,
Nederlandstalig
Versie 1, 20 december 1999 Pagina 4 van 9
C:\Documents and Settings\ejong\Bureaublad\temp\Martin 2518.doc Door: Jan Willem Frederiks
3- Hoe werkt het aansturen van (intelligent) licht d.m.v. DMX
3.1- Wat is DMX (officieel DMX-512) algemeen
Via de eerder besproken DMX-link gaat een serieel datasignaal. Serieel wil zeggen dat er enen en
nullen achter elkaar aangeboden worden. Er volgt in de tijd gezien dus een serie data. Eerst komt er
een kanaalnummer dat varieert van 1 - 512, vandaar de naam DMX-512. Vervolgens volgt er een data
byte dat varieert in waarde van 0 - 255. Op deze manier is het mogelijk 512 DMX-kanalen te voorzien
van een waarde die varieert van 0 - 255. Theoretisch is het mogelijk om 512 PAR-64 spots een apart
adres te geven en zo onafhankelijk van elkaar in 256 stappen van lichtsterkte te laten veranderen.
3.2- Wat is de beperking van de DMX-uitgang van de Martin 2518 DMX controller
Omdat de Martin 2518 DMX controller slechts 72 kanalen heeft worden alleen de eerste 72 van de
512 DMX-kanalen gebruikt. Daarom is het mogelijk om 72 PAR-64 spots aan te sturen in plaats van
512.
3.3- Hoe stuurt DMX een intelligente lamp aan
Een intelligente lamp heeft een DMX protocollijst. Op deze lijst staat welke parameter van de lamp
(lichtsterkte, pan, tilt, kleurenwiel 1, kleurenwiel 2 enzovoort) hoort bij welk DMX offsetkanaal. Dat wil
zeggen: de lamp wordt op een basiskanaal ingesteld (bijvoorbeeld kanaal 1), elk offsetkanaal moet bij
het basiskanaal worden opgeteld om het uiteindelijke DMX kanaal te achterhalen dat hoort bij de
betreffende parameter. Als voorbeeld wordt in bijlage 2 een DMX-protocoloverzicht weergegeven. Een
DMX-protocol heeft vaak een aantal variaties, zoals 1 of 2 kanalen (8 bits of 16 bits resolutie) voor de
PAN en TILT ieder of het wel of niet gebruik maken van vector programmeren (apart snelheid van de
spiegelbeweging en de snelheid van het kleuren- gobowiel defineren). Deze variaties worden modes
genoemd. Via het gebruikers menu van een lamp of d.m.v. een jumper intern in de lamp kan de keuze
tussen de modes worden gemaakt.
Zie als voorbeeld het DMX-512 protocol van een Martin Roboscan 812 in bijlage 2. Wanneer een
Martin Roboscan 812 wordt aangesloten op een Martin 2518 DMX controller, zal het basiskanaal
waarop Roboscan 812 is aangesloten de Strobe, SA, Reset en Lamp ON bedienen. Stel de
dipswitches van de roboscan 812 staan op kanaal 1 ingesteld (alleen dipswitch 1 is aan). Dan zal
(wanneer kanaal 1-6 geselecteerd zijn: links op de Martin 2518 DMX controller) de eerste fader van de
Martin 2518 DMX controller gebruikt kunnen worden om de lamp aan te zetten, de tweede fader om
het kleurenwiel te bedienen, de derde om het gobowiel te bedienen en de vierde en de vijfde om de
spiegel te bedienen. In de extended mode (jumper in de Martin Roboscan 812) zullen de zesde fader
en de eerste fader (als groep 7-12 is geselecteerd: links op de Martin 2518 DMX controller) ook de
snelheden van de spiegel en het kleuren- en gobowiel beïnvloeden (vector programmeren).
Opmerking als u bovenstaande meteen wil proberen: Om te beginnen moet bijna altijd eerst de
lamp worden aangezet. Bij een shutter zal ook de shutter geopend moeten worden (bij Martin
Roboscan 812 alleen kleur op niet wit en een gobo selecteren). Dan pas komt er licht een intelligente
lamp. De communicatie tussen de Martin 2518 DMX controller en de lamp kan met behulp van een
spiegelbeweging worden gecontroleerd.