63
Wilt u een flits-bracketing-serie maken, kies dan de enkelbeeld of continu bracketingstand en klap de
flitser van de camera uit. Bij gebruik van flitslicht wordt de bracketing-reeks niet met een enkele druk
op de knop gemaakt. Voor elke opname van de serie moet de ontspanknop worden ingedrukt.
Scherpstelling en belichting zijn ook bij deze standen gebaseerd op de eerste opname. Naast het
bracketing-symbool verschijnt het resterende aantal bracketing-opnamen.
Wordt in belichtingsstand S een bracketing-serie gemaakt, dan wordt bij de serie met het diafragma
gevarieerd. In de standen A en M wordt er met de sluitertijd gevarieerd. In de P-stand wordt er met
sluitertijd en diafragma gevarieerd.
Wordt bij een bracketing met digitale effecten het contrast of de kleurverzadiging ingesteld op het hoog-
ste of laagste niveau (±5), dan wordt er een opname gemaakt met ± 6: +5, +4, +6. Een RAW beeld kan
de maximum en minimum niveaus niet overschrijden en bevat dan twee identieke opnamen: +5, +4,
+5. Een zwartwit filter-bracketingserie wordt gemaakt met een voor-het-filter- en een na-het-filter-
variant (blz. 78). Is Filter 10 geselecteerd, dan wordt de bracketingserie 10, 9, 0.
Neem het onderwerp in beeld zoals beschreven bij basistechniek opna-
me (blz. 33). Houd de ontspanknop ingedrukt (1) om de bracketing-
serie te maken. Er worden drie opnamen gemaakt. Koos u voor enkel-
beeld-bracketing, dan dient u voor elke opnamen de ontspanknop
opnieuw in te drukken. Bij instelling op continu AF (blz.46) blijft de auto-
focus tijdens de bracketing-serie actief.
Aantal beelden in
bracketingserie
Opnameteller
0,3 LW
bracketing
Normal
Under
Over
1