- 89 -
PROBLEMEN OPLOSSEN -
Opnamestand
Om beelden te kunnen opnemen moet de camera ingeschakeld zijn. Met de
objectiefschuif maakt u het objectief vrij en zet u de camera aan. De LCD-monitor gaat
automatisch aan; u kunt hem uitschakelen met de display/enter-toets.
Probleem Symptoom Oorzaak Oplossing
De camera werkt
niet.
Op het data-
scherm en de
LCD-monitor is
niets te zien.
De camera staat uit.
De automatische uit-
schakeling heeft de
camera uit gezet.
De batterijen zijn leeg.
De batterijen zijn verkeerd
geplaatst.
De netstroomadapter is
niet goed aangesloten.
Zet de camera aan door
het objectief met de objec-
tiefschuif vrij te maken
(blz. 15).
Zet de camera uit en weer
aan met behulp van de
objectiefschuif (blz. 21).
Vervang de batterijen
(blz. 20).
Plaats de batterijen
opnieuw en let er op dat
min- en pluspolen zijn
geplaatst op de manier
zoals die aan de binnen-
kant van het batterijdeurtje
is aangegeven. (blz. 20).
Controleer of de net-
stroomadapter goed op de
camera en het lichtnet is
aangesloten.(blz. 22).
Sluiter gaat niet
af.
De beeldenteller
op het data-
scherm staat op
0. “Card full” ver-
schijnt op de
LCD-monitor.
De CompactFlash kaart is
vol en kan bij de huidige
instelling voor kwaliteit en
formaat geen extra beeld
meer opnemen.
Plaats een nieuwe
CompactFlash kaart
(blz. 23, 24).
Wis een paar beelden van
de CompactFlash kaart
(blz. 62).
Verander de instelling voor
kwaliteit en/of grootte
(blz. 44 - 47).
“CF” verschijnt
op het data-
scherm. “No
card” verschijnt
op de LCD-moni-
tor.
Er zit geen CompactFlash
kaart in de camera.
Plaats een CompactFlash
kaart in de camera
(blz. 23).