FISH 4500/4600 Installatie- en bedieningshandleiding 78
NAVMAN
tact. Indien er bedrading is voor Autopower,
kijk dan of de gele draad verbonden is aan
het ontstekingssysteem. Controleer ook het
hoofdschakelaarsysteem aan boord (zie
sectie 6-5 Bedradingsmogelijkheden).
f) Verzekert u zich ervan dat de achterkant
van de onderkant van de transducer
iets lager is dan de voorkant en dat de
voorkant zo diep mogelijk in het water
ligt zodat er zo weinig mogelijk belletjes
ontstaan door cavitatie. (Zie de Spiegel-
transducer Installatiehandleiding).
g) Controleer de stroomkabel van begin tot
eind op schade, zoals scheurtjes, breuken
en geplette of vertrapte stukken.
h) Controleer of er geen andere fishfinder
of dieptesounder is ingeschakeld, die de
storing op deze fishfinder veroorzaakt.
i) Elektrische ruis van de boots motor of een
accessoire kan de transducer en/of de
NAVMAN fishfinder storen. Dit kan ervoor
zorgen dat de fishfinder automatisch de
Toename verlaagt tenzij u Handmatige
toename gebruikt.
De fishfinder verwijdert zo zwakkere sig-
nalen zoals vissen of zelfs de bodem van
het scherm. Dit kan worden gecontroleerd
door andere instrumenten en accessoires
(zoals een ruimpomp) en de motor uit
te schakelen totdat men het irriterende
onderdeel heeft gevonden. Om proble-
men met elektrische ruis te voorkomen,
probeer:
- de stroom- en transducerkabels te
herleggen, op een afstand van andere
elektrische bedrading aan boord.
- de stroomkabel van het beeldscherm
direct aan de accu te verbinden met
een in lijn zekering.
4. De bodem wordt niet weergegeven:
a) De fishfinder staat misschien op Hand-
matig bereik en de diepte ligt wellicht
buiten de geselecteerde waarde. U kunt
of de fishfinder op Autobereik zetten of
een ander dieptebereik kiezen (zie sectie
4-5 Bereik).
b) De diepte kan buiten het bereik van de fish-
finder liggen. In Autobereik zal het scherm
“--.-” aangeven zodat u weet dat er geen
bodem gevonden is. Als u in ondieper wa-
ter komt zou er weer een bodem moeten
verschijnen.
5. De bodem wordt te ver naar de bo-
venkant van het scherm weergegeven:
De fishfinder kan op Handmatig bereik
staan en het geselecteerde bereik is
te hoog voor de diepte. U kunt of de
fishfinder op Autobereik zetten of een
ander dieptebereik kiezen (zie sectie 4-5
Bereik).
6. De bodem verdwijnt of de digitale weer-
gave vertoont onregelmatigheden:
a) Verzekert u zich ervan dat de achterkant
van de onderkant van de transducer
iets lager is geplaatst dan de voorkant
en dat de voorkant zo diep mogelijk in
het water zodat er zo weinig mogelijk
belletjes ontstaan door cavitatie. Zie de
Spiegeltransducer Installatiehandleiding,
voor meer informatie.
b) Misschien bevindt de transducer zich in
turbulent water. Luchtbelletjes in het water
verstoren de teruggezonden echo’s, wat
het moeilijk maakt voor de fishfinder om
de bodem of ander voorwerpen onder
water te vinden. Dit gebeurt vaak wanneer
u achteruit vaart. Voor een goede werking
van de fishfinder op alle vaarsnelheden
dient de transducer op een plaats te worden
geïnstalleerd waar er gelijkmatig water
over stroomt.
c) Elektrische ruis van de boots motor kan de
fishfinder storen. Probeer het gebruik van
suppressie bougies.
7. Indien de fishfinder bij inschakeling
piept, maar er niets op het beeldscherm
verschijnt:
Kan het zijn dat de fishfinder werkt, maar
dat de achtergrondverlichting te donker is
ingesteld. Zie sectie 2 Standaard bediening,
om het achtergrondverlichtingsniveau te
veranderen.
8. De weergegeven taal klopt niet:
Zie sectie 3-1 Instelling > Systeem.
9. Gebruikte of resterende brandstof lijkt
incorrect:
a) Indien de motor loopt terwijl de fishfinder is
uitgeschakeld, zal de fishfinder de brandstof
die gedurende die tijd wordt verbruikt niet
registreren. Het gevolg hiervan is dat de
Resterende brandstofwaarde hoger is dan
de hoeveelheid brandstof in de tank.
Om dit probleem te voorkomen kunt u