FISH 4500/4600 Installatie- en bedieningshandleiding79
NAVMAN
gebruik maken van de autopower be-drad-
ingsmogelijkheid, zoals beschreven in 6-5
Bedradingsmogelijkheden. Dit zorgt ervoor
dat de fishfinder ingeschakeld wordt zodra
het contactsleuteltje wordt omgedraaid.
b) Als de zee ruig is kan brandstof door de
brandstoftransducer heen en weer golven,
wat in incorrecte aflezingen resulteert. U
zou kunnen proberen een een-weg klep
tussen de brandstoftransducer en de
brandstoftank te installeren.
c) De resterende brandstofwaarde dient na
elke tankbeurt gereset te worden (zie sectie
3-3 Instelling > Brandstof).
d) U kunt de brandstoftank als gevolg van
luchtzakken wellicht niet altijd tot hetzelfde
niveau opvullen. Dit is met name met onder-
vloerse tanks het geval.
e) Brandstoftransducers verslijten na bepaalde
tijd en dienen na elke 5000 liter brandstof
vervangen te worden.
10. Flow geeft Geen of weinig
brandstof aan.
a) Controleer dat het aantal motoren op 1
is ingesteld. Zie sectie 3-3 Instelling >
Brandstof.
b) Controleer dat de brandstofkabelverbind-
ingen goed in het contact zitten en dat de
sluitmoer is aangedraaid. De sluitmoer
dient vastgedraaid te worden voor een
waterdichte verbinding.
c) Een brandstoftransducer kan verstopt rak-
en. Als dit zo is, verwijder dan de transducer
uit de brandstoflijn en blaas er voorzichtig
door in de tegenovergestelde richting van
de brandstofflow.
d) Controleer de brandstofkabel van begin tot
eind op schade, zoals scheurtjes, breuken
en geplette of vertrapte stukken.
e) Controleer of het brandstoffilter schoon is.
11. Een twinmotorinstallatie geeft maar
een flowratio weer:
a) Controleer of het aantal motoren op 2
is ingesteld (zie sectie 3-3 Instelling >
Brandstof).
12. Onregelmatige Brandstofflowweergave:
a) De brandstofflowtransducer bevindt zich
wellicht te dicht bij de brandstofpomp of is
onderhevig aan overmatige trilling. Wij ver-
wijzen u naar de installatie-instructies die bij
de brandstoftransducer geleverd worden.
b) Controleer op lekkage in de brandstoflijn of
bij het brandstofaanzuigpunt in de tank.
c) Het flowfilter is niet geschikt voor
de motor. Controleer dat de waarde niet
op nul is ingesteld en probeer dan de
waarde te verhogen totdat een regelmatige
flowratio wordt weergegeven. Zie sectie
3-3 Instelling > Brandstof.
13. Brandstofverbruik wordt niet weerge-
geven:
a) De boot dient te varen om het verbruik weer
te kunnen geven.
b) Controleer of het scheprad van de trans-
ducer ongehinderd rond kan draaien en dat
de twee magneetjes in het scheprad zich
op de juiste plaats bevinden.
14. Er wordt een dubbel bodemtracé
weergegeven:
a) De boot bevindt zich wellicht in een
gebied waar schaduwen worden
gecreëerd. Zie sectie 4-1 Verklaren van
het beeldscherm.
b) In ondiep water kunnen echo’s stuiteren.
Verlaag de Toename (gevoeligheid)
instelling (zie sectie 4-4 Toename) en/of
verlaag de sterkte van de sonartrilling (zie
sectie 3-2 Instelling > Sonar).
c) Verlaag het Bereik.
15. Geen Sonarweergave
Sonar is uitgeschakeld.
Zie secite 3-1 Systeem > Instelling.