7
3.3 Montage van de stoomluchtbevochtiger
Voor montage van de stoomluchtbevochtiger wordt montagemateriaal meegeleverd. Houd rekening met de minimale
afstanden aangegeven in 3.5.
Zorg dat er voldoende vrije ruimte is voor onderhoud en dat de unit gemakkelijk toegankelijk is. Hiervoor kan de unit
het beste op ooghoogte worden gemonteerd.
De stoomluchtbevochtiger moet zo dicht mogelijk bij de stoomverdeelpijp worden gemonteerd. Een optimale werking
van het totale bevochtigingssysteem wordt bereikt wanneer de stoomslang tussen bevochtiger en stoomverdeelpijp
zo kort mogelijk wordt gehouden.
3.4 Montage van de stoomverdeelpijp
Algemene regels voor het inbouwen van stoomverdeelpijpen:
Tijdens bedrijf is de waterdamp uit de stoomverdeelpijp tot op een bepaalde afstand zichtbaar in de vorm van een
nevel. Pas na deze bevochtigingsafstand is de stoom voldoende met de lucht gemengd om geen condensatie in het
systeem meer te vormen. Daarom moet er bepaalde minimale afstand worden aangehouden tussen de stoomverdeel-
pijp en de onderdelen die erna worden geïnstalleerd, zoals ventilatoren, filters of bochten.
De stoomverdeelpijpen kunnen in een verticaal of horizontaal
kanaal worden gemonteerd. Er moet echter wel op worden gelet
dat de uitblaasopeningen zich altijd loodrecht op de luchtstroom
bevinden. Bij horizontale montage van de stoomverdeelpijp
bevinden de uitblaasopeningen zich altijd boven.
Bij elke stoomverdeelpijp wordt een zelfklevend montagesjabloon
meegeleverd om de montage van de pijp te vergemakkelijken. De
stoomverdeelpijpen van NORDMANN zijn zo ontworpen dat bij
rechte montage automatisch een afschot van 3% ontstaat waar-
door een onbelemmerde condensaatafvoer wordt gegarandeerd.
De uiteinden (achterkant van montageplaat) van de langere
stoomverdeelpijpen (typen 35-900, 35-1200 en 35-1500) zijn
voorzien van een M6 bevestigingsschroef.
Enkele inbouwvarianten: