VERBRANDINGSGEVAAR!
Gelaste werkstukken zijn zeer heet, waardoor u zich eraan kunt verbranden. Gebruik altijd een tang om
gelaste, hete werkstukken te verplaatsen.
Nadat u het lasapparaat elektrisch hebt aangesloten, gaat u als
volgt tewerk:
Trek conform de richtlijnen geschikte beschermende kleding aan en bereid uw werkplek voor.
Verbind de aardingskabel met de aardingsklem 4 met het te lassen werkstuk. Let erop dat er een
goed elektrisch contact is.
Op de te lassen plaats moeten roest en verf van het werkstuk worden verwijderd.
Stel de gewenste lasparameters in, afhankelijk van de gekozen lasmethode.
Leid het toortsmondstuk 8 naar de plaats van het werkstuk, waar dient te worden gelast.
Druk de toortstoets in 9 om de lasdraad te transporteren. Wanneer de vlamboog brandt, voert het
apparaat de lasdraad naar het smeltbad.
De optimale instelling van lasstroom bepaalt u met behulp van testen op een proefstuk.
Een goed ingestelde vlamboog heeft een zachte, gelijkmatige zoemtoon.
Bij een scherp of hard geknetter schakelt u naar een hoger vermogensniveau (lasstroom verhogen).
Wanneer de lasspleet groot genoeg is, wordt de toorts 10 langzaam langs de gewenste rand
geleid. De afstand tussen het toortsmondstuk 8 en werkstuk moet zo klein mogelijk zijn (in geen
geval groter dan 10mm).
Pendel eventueel lichtjes om het smeltbad een beetje te vergroten. Voor degenen met minder
ervaring bestaat de eerste moeilijkheid uit het vormen van een passende vlamboog.
Daarvoor moeten de lasstroom juist worden ingesteld.
De branddiepte (komt overeen met de diepte van de lasnaad in het materiaal) moet zo diep
mogelijk zijn, het smeltbad mag echter niet door het werkstuk doorvallen.
Als de lasstroom te laag is, kan de lasdraad niet correct smelten.
Daardoor duikt de lasdraad steeds opnieuw in het smeltbad tot tegen het werkstuk.
De slak mag pas na het afkoelen van de naad worden verwijderd.
Om een lashandeling aan een onderbroken naad verder te zetten:
Verwijder eerst de slak op het bevestigingspunt.
In de naadvoeg wordt de vlamboog ontstoken, naar de aansluitplaats geleid, daar juist gesmolten
en aansluitend wordt de lasnaad verder geleid.