25 NL/BE
• Als de accu is blootgesteld aan een he vige
klap, slaat u deze gedurende de v olgende
30 minuten op een veilige locatie op (bijv . in
een metalen kist). Controleer of de accu niet
bol gaat staan en/of oververhit raakt.
• Pr obeer nooit een accu te manipuleren, modi-
ficeren of repar eren.
• K oppel na het gebruik de accu los van de
elektronica v an het voer tuig. Laat de accu niet
aangekoppeld aan de elektr onica wanneer u
het ar tik el niet gebruikt (bijv. tijdens tr anspor t
of opslag). Anders k an diepontlading van
de accu optreden. Hierdoor k an de accu
beschadigd en daardoor onbruikbaar rak en!
Daarnaast bestaat een kans op onjuist functio-
neren door storingsimpulsen.
De motor kan onbedoeld w orden ingescha-
keld en schade of letsel v eroorzaken.
• Beschadig nooit de buitenmantel v an de accu.
Steek niet met scher pe v oor werpen in de
accu. Er is kans op br and en explosies!
• V oer gebr uikte batterijen na afloop van hun
lev ensduur af conform de regelgeving en
lev er ze in bij gemeentelijke inzamelpunten of
winkels.
Batteri jen in de afstandsbe-
diening plaatsen (afb. F)
W AARSC HUWING! V olg de volgende
aanwijzingen op om mechanisc he en
elektrische sc hade te v ermi jden.
Plaats voor het eerste gebruik van het artikel de
meegelev erde batterijen.
1 . Schroef met een passende schroe vendraaier
(niet meegelever d) de schroef van het batterij-
vak (2h) aan de onderzijde van de afstands-
bediening (2) los en verwijder het deksel.
2. Plaats twee batterijen (1 ,5 V LR03, AAA)
(1 5) voorzichtig in de batterijhouder. De bat-
terijen moeten zich helemaal in de batter ijhou-
der bevinden.
Aanwijzing: let op de plus-/minpool van de
batterijen en zorg ervoor dat u deze correct
plaatst.
3. Plaats het batterijvakdeksel op het batterijvak
aan de onderzijde van de afstandsbediening
en schroef het weer v ast met de schroef.
Batteri jen v an de afst andsbe-
diening wisselen
W AARSC HUWING! V olg de volgende
aanwijzingen op om mechanisc he en
elektrische sc hade te v ermi jden.
Als de batterijen niet meer werken, wisselt
u deze zoals omschr even in het gedeelte
“Batterijen in de afst andsbediening plaatsen
(afb. F)”. V er wijder de in de afstandsbediening
(2) aanw ezige batter ijen, v oordat u de nieuwe
batterijen plaatst.
Accu laden (afb. G)
U kunt de acculader (3) via de meegelev erde
USB-kabel (6) of door batterijen (niet meegele-
ver d) van stroom voorzien en in gebruik nemen.
Let op de schakelaarstand van de schak elaar
(3a). Als de schakelaar op het batterijsymbool
staat, kan er niet via de USB-k abel worden
opgeladen.
1 . Schuif de schakelaar (3a) naar USB.
2. Sluit het kabeluiteinde (6a) v an de USB-kabel
(6) aan op de USB-C-stekkerverbinding (3c)
van de acculader (3).
3. Steek het andere kabeluiteinde (6b) v an de
USB-kabel (6) in een USB-poort van een
ingeschakelde computer of een laadstation
met USB-poor t. Het laadcontr olelampje van
de acculader knipper t als dez e klaar voor
gebruik is.
4. Plaats de accu (7) in de acculader zoals
getoond in afbeelding G.
AANWIJZING : de laadtijd bedraagt ca.
30 - 60 minuten.
5. Het laadcontrolelampje br andt tijdens het
laden ononderbrok en en wordt uitgeschakeld
zodra de accu (7) is opgeladen.
6. K oppel na het laden de USB-C-stekker v er-
binding (3c) los van het k abeluiteinde (6a)
van de USB-k abel (6) en neem het andere
kabeluiteinde (6b) v an de USB-kabel (6) uit
de USB-poor t.
7 . Plaats de accu (7) corr ect in het accuvak (1b)
(zie “ Accu in he t v oer tuig plaatsen (afb. H)”).
Lader met batterijen g ebruik en
U kunt de lader ook zonder USB-k abel gebrui-
ken. Hiertoe moet u voor het gebruik vier batte-
rijen, t ype 1 ,5 V LR6, AA (niet meegeleverd)
in het batterijvak plaatsen. Ga hier v oor als volgt
te werk:
1 . Schroef met een passende schroe vendraaier
de schroef v an het batt erijv ak (3b) aan de
onderzijde van de acculader (3) los en verwij-
der het batterijvakdeksel.
2. Plaats de batterijen voorzichtig in de batterij-
houder . De batterijen moe ten zich helemaal in
de batterijhouder bevinden.
Aanwijzing: let op de plus-/minpool van de
batterijen en zorg ervoor dat u deze correct
plaatst.
3. Plaats het batterijvakdeksel op het batterijvak
aan de onderzijde van de acculader en
schroef het weer v ast met de schroef.
Aanwijzing: als de batterijen niet meer wer-
ken, wisselt u dez e.
4. Schuif de schakelaar (3a) naar batterij.
Anders kunt u de accu niet met behulp van de
batterijen opladen.
5. Plaats de accu (7) in de acculader zoals
getoond in afbeelding G.
Aanwijzing: de laadtijd bedraagt ca.
30 - 60 minuten.
6. Het laadcontrolelampje br andt tijdens het
laden ononderbrok en en wordt uitgeschakeld
zodra de accu (7) is opgeladen.
7 . Plaats de accu (7) corr ect in het accuvak (1b)
(zie “ Accu in he t v oer tuig plaatsen (afb. H)”).
Accu in het v oer tuig plaatsen
(afb. H)
Plaats de accu (7) in het accuvak (1b) v an het
voertuig (1).
Aanwijzing: zor g er voor dat u de accu
correct plaatst.
Accu uit het v oer tuig v er wij-
deren (afb. H)
Licht voorzichtig een kant v an de accu op en
verwijder de accu uit het voer tuig.
Batteri jen in de rondeteller
plaatsen (afb. I)
W AARSC HUWING! V olg de volgende
aanwijzingen op om mechanisc he en
elektrische sc hade te v ermi jden.
Plaats voor het eerste gebruik van de r ondeteller
(4) de meegelev erde batterijen (1 6).
1 . Schroef met een passende schroe vendraaier
de schroef v an het batt erijv ak (4a) aan de
achterzijde van de rondeteller (4) los en
verwijder het batter ijv akdeksel.
2. Plaats de drie batterijen (1 ,5 V LR6, AA)
(1 6) voorzichtig één voor één in de batterij-
houder . De batterijen moe ten zich helemaal in
de batterijhouder bevinden.
Aanwijzing: let op de plus-/minpool van de
batterijen en zorg ervoor dat u deze correct
plaatst.
3. Plaats het batterijvakdeksel op het batterijvak
aan de achterzijde van de rondeteller en
schroef het weer v ast met de schroef.
Batteri jen v an de rondeteller
wisselen
W AARSC HUWING! V olg de volgende
aanwijzingen op om mechanisc he en
elektrische sc hade te v ermi jden.
Als de batterijen niet meer werken, wisselt u
deze zoals omschr even in het gedeelte “Batterij-
en in de rondeteller plaatsen (afb. I)”. V er wijder
de in de rondeteller (4) aanw ezige batterijen,
voor dat u de nieuwe batterijen plaatst.
Montage r acebaan
Zet zoals getoond in afbeelding J de losse
rechte baandelen (8) en bochten (9/1 0) naar
wens in elk aar.
Aanwijzing: in afbeelding K ziet u vijf manie-
ren om een racebaan in elk aar te zetten.
V angrails bevestigen (afb. J)
V oor het eerste gebruik moet u de vangrails
(1 1/1 2/1 3) als afbakening v an de rijbaan in de
bijbehorende rechte baandelen (8) en bochten
(9/1 0) plaatsen.
1 . Druk de vangrails in de hier v oor bestemde
gaten om het vulmateriaal in deze gaten naar
beneden door te drukken.
Aanwijzing: let erop dat u de passende
vangr ails uitkies t v oor de betreffende rechte
baandelen of bochten.
2. Steek van onderaf de baanclips (1 7) in de
gaten van de v angrail om deze aan het baan-
deel vast te mak en.
Rondeteller monteren
Klem zoals getoond in afbeelding L de rondetel-
ler (4) met de zijdelingse uiteinden vast aan de
houders voor de r ondeteller (5).
Afst andsbediening bedienen
1 . Houd de afstandsbediening (2) in uw linker-
hand en richt deze naar het voertuig (afb. M).
2. Plaats uw linkerwijsvinger tegen de gashendel
(2f).
3. Draai met uw r ec hterhand aan het stuur (2g)
op de afstandsbediening om de ric hting v an
het voertuig te bepalen.