26 NL/BE
V oer tuig met afst andsbedie-
ning verbinden
De afstandsbediening en het voer tuig moeten
wor den ingesc hak eld om het ar tik el (1) met de
afstandsbediening (2) te kunnen bedienen.
1. Schuif de schakelaar (1a) aan de onderzijde
van het v oer tuig naar ON om het in te
schakelen(afb. B).
2. Druk op de aan-uitschakelaar (2a) v an de
afstandsbediening om deze in te schakelen
(afb. C).
3. Het voertuig en de afst andsbediening mak en
verbinding met elk aar. Dit k an enkele secon-
den duren.
Aanwijzing: de verbinding is tot stand ge-
bracht zodr a het licht van de koplampen v an het
voertuig en de indicatie snelheidsstand (2i) (één
led) op de afstandsbediening ononderbroken
branden.
V erbinding verbrek en
W anneer het ar tik el niet wordt gebruikt, moeten
zo wel de afstandsbediening als he t v oer tuig
wor den uitgesc hak eld.
1 . Schuif de aan-uitschakelaar van het v oer tuig
(1a) naar OFF .
2. Druk op de aan-uitschakelaar (2a) v an de
afstandsbediening.
3. De k oplampen en het lic ht v an de indicatie
snelheidsstand gaan uit.
V oer tuig besturen (afb. N)
Het voertuig (1) kan met de afstandsbediening
(2) in verschillende richtingen wor den ges tuur d.
Als u het voertuig wilt besturen, houdt u de
afstandsbediening vast zoals beschre ven onder
“ Af standsbediening bedienen” en gaat u als
volgt te werk:
• Gashendel (2f) naar achter en: het voer tuig
bew eegt naar voren.
• Gashendel (2f) naar v oren: het voertuig
bew eegt naar acht er en.
• Stuur (2g) naar achteren in combinatie met
gashendel naar achteren: het voertuig maakt
een bocht naar links.
• Stuur (2g) naar v oren in combinatie met
gashendel naar achteren: het voertuig maakt
een bocht naar rechts.
• Stuur (2g) naar achteren in combinatie met
gashendel naar voren: het v oer tuig maakt
achteruit een bocht naar links.
• Stuur (2g) naar v oren in combinatie met
gashendel naar voren: het v oer tuig maakt
achteruit een bocht naar rechts.
Snelheid instellen
Het voertuig (1) kan met vier verschillende snel-
heden rijden. Op het moment dat het voertuig
wor dt ges tart of er verbinding wor dt gemaakt
met de afstandsbediening (2) is het voer tuig
standaard ingesteld op de laagste snelheid (de
eerste led van de indicatie snelheidsstand (2i)
brandt) (afb. C).
1 . V erbind de af standsbediening met het voer -
tuig (zie gedeelte “ V oer tuig met afstandsbe-
diening verbinden”).
2. Druk op de knop ▲ (2b) om de snelheid te
verhogen.
Aanwijzing: op de afstandsbediening bran-
den twee leds van de indicatie snelheidsstand
(2i).
3. Herhaal de procedure tot er vier leds
branden. Nu rijdt het voertuig op maximale
snelheid.
4. Druk op de knop ▼ (2c) om de snelheid van
het voertuig te verlagen.
Aanwijzing: rijd in het begin met lage
snelheid en verhoog de snelheid pas als u veilig
rijdt.
Aanwijzing: u kunt de snelheid ook tijdens het
rijden verhogen of verlagen.
Druk hiertoe terwijl u gas geeft, met de rechter-
wijsvinger op de knop ▲ (2b) of de knop ▼
(2c).
V oor as trimmen
Als het voertuig (1) niet meer rechtuit rijdt ter wijl
u het met de afstandsbediening (2) vooruit laat
rijden, gaat u als volgt te werk:
1 . Als het voertuig naar rechts afwijkt, draait u
de trimknop (2d) iets naar links.
2. Als het voertuig naar links afwijkt, draait u de
trimknop (2d) iets naar rechts.
3. Herhaal stap 1 of stap 2 als het voer tuig nog
steeds niet rechtuit rijdt.
Aanwijzing: het voertuig moet rijden tijdens
het trimmen.
Gasmiddenst and trimmen
Als het voertuig (1) beweegt terwijl u de
gashendel (2f) niet bedient, kunt u dit als volgt
corrigeren:
1 . Als het voertuig zelfst andig v ooruit rijdt, draait
u de trimknop (2e) iets naar links.
2. Als het voertuig zelfstandig achter uit rijdt,
draait u de trimknop (2e) iets naar rechts.
3. Herhaal stap 1 of stap 2 totdat het voer tuig
niet meer zelfstandig beweegt.
Actie velden
Onder het voertuig (1) bevindt zich een RFID-
chip (1c) die wanneer ov er de detectielus in het
actiev eld wordt gereden het v oer tuig passend
laat reageren.
Op het stickervel (1 4) bevinden zich drie actie-
velden met speciale functies:
Modderplek: voertuig remt af.
Olievlek: v oer tuig raakt in een slip.
Pijl: voertuig accelereer t in de turboboost.
1 . Haal de actievelden v oorzichtig van het
stickervel en plak ze op de gew enst e plaats
op de rijbaan.
Waarschuwing! De actie velden mogen
niet worden geknikt.
Aanwijzing: let erop dat u het actie veld in de
lengte op de rijbaan plakt (afb. O), omdat het
voertuig anders altijd door de detectielus wordt
gedetecteerd en er niet om de speciale functie
heen kan w orden gereden.
Waarschuwing! Plak het actie veld niet
op twee baandelen.
Wij raden u aan om de actiev elden niet meer
los te maken, omdat z e hier bij onher s telbaar
beschadigd kunnen rak en.
2. Zet de aan-uitschakelaar (1a) op de positie
RFID om van de speciale functies gebruik te
kunnen maken (afb. B).
Aanwijzing: zet de schakelaar (1a) op ON
als u de speciale functies niet wilt gebruiken.
3. Stuur het voertuig over de actievelden.
Aanwijzing: als de speciale functie niet werkt,
gaat u als volgt te werk:
schuif de aan-uitschakelaar (1a) van het voertuig
(1) naar OFF en vervolgens weer naar RFID
(afb. B).
Buiten de racebaan ri jden
U kunt het voertuig (1) ook buiten de racebaan
op een gladde, vlakke en schone onder grond
(bijv . parket, laminaat) laten rijden.
Aanwijzing: zor g er voor dat de wielen
schoon blijven.
Functie rondeteller (afb. E)
De rondeteller (4) telt het aantal ger eden ronden
en toont dit in het veld CY CLES (4c). De actuele
tijd en de tijd van de snelst gereden r onde wor-
den in het veld TIME (4d) getoond.
Aanwijzing: in het begin staan alle ronde- en
tijdvelden op 00 resp. 0.0.
1 . Plaats de rondeteller bov en een recht
baandeel.
2. Zet de aan-uitschakelaar (4b) op ON.
3. Plaats de voertuigen naast elkaar onder de
rondeteller .
4. Star t de r ace en stuur de voer tuigen o ver de
racebaan.
5. Zodra de v oer tuigen onder de rondeteller
door rijden, springt de rondeteller naar 0 1 en
wor dt de actuele rondetijd weergege ven.
6. Als de tweede r onde is afgelegd, toont de
rondeteller ca. drie seconden lang de actuele
tijd en daarna de snelste tijd. Ver der wordt in
het veld CY CLES 02 getoond.
Rijd zo veel ronden als u wilt. Druk op de knop
RESET (4e) om het rondeaantal en de tijd weer
op 00 te zetten.
Aanwijzing: de rondeteller telt tot 99 en
begint daarna weer bij 0 1 .
Opslag, reiniging
Verwijder als het artikel niet wordt gebruikt de
batterijen uit de afstandsbediening (2), rond-
eteller (4) en acculader (3) (als hierin batterijen
zitten). Zorg ervoor dat zich geen accu’s (7) in
de acculader (3) of de voertuigen bevinden.
Het voertuig (1) moet altijd droog worden
gehouden. Na elke rit moeten ev entuele
vervuilingen zoals wol, haren, stof enz. w orden
verwijderd.
P AS OP: voordat u het voertuig (1) en
de afstandsbediening (2) sc hoonmaakt,
moeten de aan-uitschakelaar (1a) van
het voertuig en de aan-uitschakelaar
(2a) van de afstandsbediening op de
stand OFF s taan. V erwijder de accu (7)
uit het voertuig.
Gebruik voor het reinigen v an het ar tikel een
droge doek en v oorkom dat de elektr onica, accu
en motor in contact komen met w ater.
Berg het gehele artikel op een droge, stofvrije
locatie op, buiten directe invloed v an zonlicht.
De optimale opslagtemperatuur is tussen 1 0 °C
en 25 °C.