POWEG1011 NL
Copyright © 2018 VARO P a g i n a | 8 www.varo.com
Controleer de snijrichting van de tanden vóór u de ketting op het zwaard aanbrengt. De
draairichting wordt aangeduid met een pijl op het deksel (6, Fig. 3G). Het is mogelijk dat u de
zaagketting (4) moet omdraaien om de snijrichting te bepalen. Hou het zwaard (7) verticaal
met de punt naar boven en breng de zaagketting (4) aan, te beginnen vanaf de punt van het
zwaard.
Monteer dan het zwaard met de zaagketting als volgt:
Plaats het zwaard met zaagketting op het kettingwiel (16) en de bout van het zwaard (17).
Plaats de zaagketting rond het kettingwiel (16) en zorg ervoor dat het correct gemonteerd
zit (zie Fig. 1A).
Plaats hierover het deksel en zet het voorzichtig vast met de vergrendelmoer (5). Nu moet
de zaagketting correct opgespannen worden.
9.2 Het opspannen van de zaagketting
Haal altijd de stekker uit het stopcontact vóór u aan de kettingzaag werkt!
Draag werkhandschoenen!
Zorg ervoor dat de zaagketting (4) in de geleidergleuf van het zwaard (7) loopt (Fig. 1A).
Draai de buitenste knop in wijzerzin totdat de zaagketting correct is opgespannen en draai dan
de binnenste knop (van 5) vast om het zwaard in deze stand vast te zetten.
Het zwaard moet naar boven worden geduwd terwijl de binnenste knop wordt vastgezet.
Controleer opnieuw de kettingspanning (zie Fig. 3). Span de ketting niet te hard aan.
In koude toestand moet het mogelijk zijn om de ketting in het midden van het zwaard
ongeveer 5 mm op te tillen. Zet de vergrendelmoer (5) stevig vast.
In warme toestand zal de zaagketting uitzetten en uitslingeren waardoor er gevaar ontstaat
dat ze van het zwaard loskomt. Span indien nodig op.
Wanneer de zaagketting in warme toestand werd opgespannen, moet ze na het werken
opnieuw losser worden gezet, anders kan het inkrimpen door de afkoeling voor een te hoge
spanning zorgen.
Een nieuwe zaagketting heeft een inlooptijd van ongeveer 5 minuten. In dit stadium is
kettingsmering zeer belangrijk. Controleer na het inlopen de kettingspanning en span indien
nodig de ketting terug op.
9.3 Bijvullen van kettingolie (Fig. 4)
Reinig de oliedop (14) vóór het openen; dit voorkomt dat er vuil in de tank raakt. Controleer
tijdens het zagen de inhoud van de tank m.b.v. de oliepeilaanduiding (15). Draai de oliedop na
het vullen terug goed vast en veeg gemorste olie weg.
9.4 Vastmaken van het verlengsnoer (Fig. 6)
Gebruik enkel verlengsnoeren die geschikt zijn voor gebruik in de openlucht. De sectie van de
draden (max. lengte van het snoer: 75 m) moet minstens 1,5 mm² bedragen. Maak het korte
snoer van de kettingzaag vast aan het verlengsnoer en stop het verlengsnoer doorheen de
opening van de trekontlasting in de behuizing.
Verlengsnoeren van meer dan 30 m verminderen de prestaties van de kettingzaag.
9.5 Kettingsmering
Om snelle slijtage te vermijden moeten de zaagketting en het zwaard tijdens het werken
gelijkmatig worden gesmeerd.
Deze smering gebeurt automatisch. Werk nooit zonder kettingsmering. Wanneer de ketting
droog loopt zal het snijgeheel ernstig beschadigd raken. Daarom is het belangrijk om zowel de
kettingsmering als het oliepeil te controleren bij elk gebruik (Fig. 4).
Gebruik de zaag nooit wanneer het oliepeil lager staat dan het “Min.”-teken.
Min.: wanneer er slechts 5 mm olie zichtbaar is aan de onderkant van het oliepeilvenster
(15), dan moet u olie bijvullen.