19
10. ONDERHOUDS- EN REINIGINGSVOORSCHRIFT
10.1 Onderhoud en reiniging
Om de verbranding optimaal te houden is het noodza-
kelijk dat de ketel (met name de branders) de apparatuur
en de ruimte waarin de ketel is opgesteld minimaal een-
maal per jaar worden gereinigd. Hierdoor wordt
voorkomen dat tijdens het stoken, door het aanzuigen
van stof, de branders en ketel vervuilen. Dit zal uiteinde-
lijk tot een slechte verbranding en schade aan de
branders leiden. Ook vóór de inbedrijfstelling dient de
ketel gereinigd te worden, zie par. 8.1.
De voor het onderhoud te verrichten werkzaamheden
omvatten:
a Het reinigen van het gehele toestel.
b Het controleren van de branders.
c Het controleren van de startcyclus en de juiste wer-
king van regel- en beveiligingsapparatuur.
d Het controleren van de algehele staat van de installa-
tie (controle op lekkage e.d.).
Reiniging toestel
De voor het onderhoud te verrichten reinigingswerk-
zaamheden omvatten:
- Het rookgaszijdige gedeelte van de ketel.
- De branders, zowel in- als uitwendig m.b.v. perslucht
(de branders voorzichtig behandelen!).
- Het ketelblok vanaf de bovenzijde door middel van
b.v. een reinigingsborstel.
- De vloer onder de ketel en de stookruimte.
- Het uitwendig reinigen van de ketelmantel.
- Het uitwendig reinigen van de apparatuur, te weten:
ontstekingsinrichting, ionisatie-elektrode, thermosta-
ten, bekabeling en gasapparatuur.
Controle branders
Indien de branders deuken en/of beschadigingen verto-
nen, deze altijd vervangen.
Controle werking
- Het controleren en opnemen van de startcyclus,
ontstekingstijd en begrenzingstijd.
- Het controleren van de regeling en de beveiligings-
signalering van vlambeveiliging en thermostaten.
- Het controleren van de gewenste branderdruk.
- Het controleren van het vlambeeld, zie fig. 13.
(Een verkeerd vlambeeld duidt op vervuiling van
branders of ketelblok of op beschadiging van de
branders).
Controle algehele staat
- Het controleren van de algehele staat van de installa-
tie (controle op water- en gaslekkage).
- Het controleren van de rookgasafvoerkanalen en de
luchttoevoer.
- Het controleren van de waterdruk (min. 1,0 bar).
Zonodig bijvullen.
10.2 Aftappen
De ketel aftappen d.m.v. de vul- en aftapkraan aan de
achterzijde van de ketel.
Afb. 13 Controle van het vlambeeld
Vlampunt op
brander
Vlam te klein
goed
fout fout