De aan/uit-schakelaar op
de stand „0” (Uit)
zetten.
Bij een langere
stilstandperiode
moeten de
apparaten worden
losgemaakt
van het stroomnet.
Het condensaatreservoir moet
worden geledigd en met een
schone doek worden afgedroogd.
Denk aan eventueel nadruppelend
condensaat!
Bij opslag moeten de apparaten
eventueel worden afgedekt met
een kunststof hoes of folie en
rechtop worden neergezet op een
afgeschermde en droge plaats.
Om plaats te besparen kunnen
de apparaten op elkaar worden
gestapeld. Hiertoe zijn ze voor-
zien van rubberen buffers op de
bodemplaat.
Variant A
Het water wordt opgevangen in
een voldoende groot reservoir dat
door de gebruiker wordt geleverd.
Het reservoir
moet regelmatig
worden gecontroleerd en indien
nodig worden geledigd.
Er is geen overloopbeveiliging!
Variant C
Het water wordt via een slanglei
-
ding naar een lager liggend afvoer-
punt geleid.
Met deze variant is continugebruik
zonder toezicht mogelijk.
Condensaatafvoer AMT 110-E
De apparaten AMT 110-E zijn wegens hun hoge ontvochtigings-
vermogen niet voorzien van een intern condensaatreservoir.
De gebruiker dient via het aansluitstuk op het apparaat voor
de condensaatafvoer naar een geschikt reservoir te zorgen.
Voor afvoer van het condenswater zijn bijv. de volgende
varianten mogelijk:
Variant B
Het water wordt eerst opgevangen
in een reservoir en dan d.m.v. een
afzonderlijke dompelpomp naar
een hoger gelegen afvoerpunt of
naar buiten gepompt.
Deze variant is geschikt voor plaat-
sen zonder voldoende verval of
zonder afvoer.
Buitenwerkingstelling
AANWIJZING
Deze varianten kunnen ook worden gebruikt voor de continue
condensaatafvoer van alle andere apparaattypes.
De opgestapelde apparaten
moeten tegen omvallen en
onbevoegde toegang worden
beveiligd.
ATTENTIE
12
REMKO AMT