88 Bestuurdersplaats
In het display* van het instrumentenpaneel verschijnt de volgende mel-
ding1): RUITENSPROEIERVLOEISTOF BIJVULLEN.
Dynamo
Het controlelampje geeft een defect aan in de dynamo.
Het controlelampje gaat branden wanneer u het contact inschakelt. Het
lampje moet na het aanslaan van de motor uitgaan.
Gaat het controlelampje tijdens het rijden branden, dan wordt de wagen-
accu niet meer door de dynamo geladen. U moet direct de dichtstbijzijnde
gespecialiseerde werkplaats opzoeken.
Omdat de accu zich geleidelijk ontlaadt, alle niet noodzakelijke elektrische
verbruikers uitschakelen.
Remblokken versleten
Als het -symbool gaat branden, een gespecialiseerde werkplaats opzoe-
ken om de remblokken vóór (en veiligheidshalve ook achter) te laten con-
troleren.
Bandenspanning
Het controlesysteem van de bandenspanning controleert de
toerentallen van de wielen en ook het frequentiespectrum
van elk wiel.
Afbeelding 50 Midden-
console: toets van het
controlesysteem van de
banden
Het controlelampje2) van de banden vergelijkt de omwentelingen en dus de
loopcirkeldiameter van ieder wiel m.b.v. van de ESC. Een wijziging in de
loopcirkeldiameter van een wiel wordt aangegeven door het controlelampje
van de banden . De loopcirkeldiameter van een band varieert als:
●De bandenspanning onvoldoende is.
●De bandenstructuur beschadigd is.
●De wagen onevenwichtig geladen is.
●De wielen van een as meer last dragen (bijvoorbeeld bij het rijden met
een aanhangwagen of bij het op- en afrijden van steile hellingen).
●De wagen met sneeuwkettingen rijdt.
1) Afhankelijk van de uitvoering van het model.
2) Afhankelijk van de uitvoering van het model