nl
96
Instellen van
de temperatuur
Afb. 2
Koelruimte
De temperatuur is instelbaar van +2 °C
tot +8 °C.
Temperatuur-insteltoets koelruimte 6, net
zo vaak indrukken tot de gewenste
temperatuur in de koelruimte
is ingesteld.
De laatst ingestelde waarde wordt in het
geheugen opgeslagen. De ingestelde
temperatuur wordt aangegeven op de
temperatuurindicatie van de
koelruimte 7.
Verskoelruimte
De temperatuur in de verskoelruimte is in
de fabriek op ca. 0 °C ingesteld. Deze
instelling liefst niet veranderen.
Als zich op de koelwaren rijp of ijs
vormen, dan kan de temperatuur warmer
worden ingesteld. (Zie hoofdstuk „Kleine
storingen zelf verhelpen”.)
Diepvriesruimte
De temperatuur is instelbaar van -16 °C
tot -24 °C.
Temperatuurinsteltoets diepvriesruimte 3
meermaals indrukken tot de gewenste
diepvriesruimtetemperatuur is ingesteld.
De laatst ingestelde waarde wordt in het
geheugen opgeslagen. De ingestelde
temperatuur wordt aangegeven op de
temperatuurindicatie diepvriesruimte 4.
Alarmfuncties
Afb. 2
Deuralarm
Het deuralarm wordt ingeschakeld als
een deur van het apparaat langer dan
een minuut openstaat. Door de deur
te sluiten wordt het alarmsignaal weer
uitgeschakeld.
Temperatuuralarm
Het temperatuur-alarmsignaal wordt
ingeschakeld als het in de
diepvriesruimte te warm is waardoor
de diepvrieswaren gevaar lopen.
■ De alarmtoets 1 knippert:
De diepvrieswaren lopen gevaar of
waren in gevaar.
■ De alarmtoets 1 brandt: De
diepvrieswaren lopen geen gevaar.
Aanwijzing
Half of geheel ontdooide diepvrieswaren
niet opnieuw invriezen. Pas na het koken
of braden tot een kant-en-klaargerecht
kunnen ze opnieuw worden ingevroren.
De maximale bewaartijd niet meer ten
volle benutten.
Zonder gevaar voor de diepvrieswaren
kan het alarm automatisch inschakelen:
■ bij het in gebruik nemen van het
apparaat,
■ bij het inladen van grote
hoeveelheden verse levensmiddelen,
■ als de deur van de diepvriesruimte
te lang geopend werd.