u
bij Zon 2 en 3 , Schemering , Temperatuur ,
Wind en Regen
Voer dezelfde stappen als onder “Zon 1 ” uit.
O
pmerking
• LUXOR 400, 402, 404, 405: Aan dit apparaat kan alleen de functie
Schemering worden teogewezen.
• LUXOR 408, 409: Bij deze apparaten kan aan elk kanaal slechts één
Zon- functie worden toegewezen.
Voedingseen
heid
12-24 V DC
SELV
Windsensor
LUXOR 413
Aansluitklemmen
van de weersensors
Weersensors
LUXOR 440
Lichtsensor
(Opbouwlichtsensor
907 0 008)
SELV
SELV
FELV
Aansluiting andere
LUXOR-apparatuur
9.0 Aansluiting en installatie
10.0 Indeling / ‘inregelen’ van de kanalen
Wijs eerst de functie van de sensormodule , ,
, enz. aan elk LUXOR-apparaat toe (bijv. de dim-, rolluikmo-
dule enz.), voordat u de drempelwaarden vastlegt.
u bij Zon 1 (bijvoorbeeld van de rolluikmodule LUXOR 408)
Stel de selectieschakelaar ‘Leren’ met de schroeven-
draaier in op 1. De LED van Zon 1,
de LED SET en de LED’s van de toegewezen
kanale van de rolluikmodule branden.
Als u een kanaal wilt (de)selecteren,
drukt u op de betreffende kanaalknop C1 - C4 van
de rolluikmodule. Als het kanaal is geselecteerd,
brandt de LED; als het is gedeselecteerd, is de LED
uit.
Om de toewijzing te beëidingen, stelt u de
selectieschakelaar ‘Leren’ in op Auto ; de LED
SET gaat uit.
TIPP
Let op de polariteit!
Verbind de COM-interfaces met behulp van de 2-aderige kabel aan elkaar.
"Opmerking: voer de spanningsvoorziening SELV en de communicatieverbinding
FELV via 2 gescheiden kabels naar de weersensors LUXOR 440."
Aansluiting andere
LUXOR-apparatuur
11.0 Drempelwaarden instellen
– Zonder weersensors: Lichtsensor 1 activeert Zon 1 en Schemering.
– Met weersensors: Lichtsensor 1 wordt genegeerd. De licht-
sterktewaarde wordet geleverd door de weersensors.
u in combinatie met lichtsensors en windsensor LUXOR 413
Functie Zon 1
Sluit lichtsensor 1 aan. Deze levert
de gegevens door aan de sensormodule.
Stel de drempelwaarde met een schroeven-
draaier in op de selectieschakelaar. De LED
gaat branden zodra de drempelwaarde wordt
overschreden, en de LED gaat uit wanneer de
drempelwaarde wordt onderschreden.
Functie Zon 2 en 3
Voer dezelfde stappen als onder “Zon 1 ” uit.
Functie Schemering
Stel de drempelwaarde met een schroevendraaier in op de selectieschakelaar
Schemering . De LED gaat uit zodra de drempelwaarde wordt over-
schreden, en de LED gaat branden wanneer de drempelwaarde wordt onder-
schreden.
Functie Wind
Voer dezelfde stappen als onder “Zon 1 ” uit.
De LED gaat branden zodra de drempelwaarde wordt overschreden, en de
LED gaat uit wanneer de drempelwaarde wordt onderschreden.
Der drempelwaarde kan in stappen van twee worden ingesteld van 2-20 m/s.
u in combinatie met weersensors LUXOR 440
– De selectieschakelaar van de onderste serie (Zon 1 , Schemering,
Temperatuur en Wind ) zijn toegewezen aan de weersensors.
Sluit de weersensors aan. De meetwaarden komen via de COM-interface in
de sensormodule terecht.
Als u de drempelwaarden voor Zon 1, Schemering, Temperatuur en Wind wilt
instellen, voert u dezelfde stappen als onder Zon 1 resp. Schemering uit.
Functie Temperatuur: De LED gaat branden zodra de drempelwaarde wordt
overschreden, en de LED gaat uit wanneer de drempelwaarde wordt
onderschreden.
u in combinatie met lichtsensors en de windsensors
LUXOR 440
Voer dezelfde stappen als onder “Zon 1 ” uit.
Houd er rekening mee dat lichtsensor 1 wordt genegeerd.
Voor de functies Zon 1 en Schemering wordt de lichtsterktewaarde
van de weersensors gebruikt.