Controleren van de wanderichting
Bij het wandelen kan het kompas
uw richting correct houden. De
wandelroute begint bijvoorbeeld bij
punt A en eindigt op punt E, zoals
in de afbeelding getoond. Markeer
vóór de wandeling de punten op
uw kaart, waarop de richting van
de route herkenbaar verandert of
de route zich afsplitst, zoals hier
op de punten A, B, C en D. Stel nu
de peilingrichting van punt B vast,
bekeken van punt A (315°), punt C
van punt B (0°), punt D van punt C
(225°) en dan van punt E, bekeken
van punt D (315°). Voer de peiling
-
richtingen van alle stukken weg op
uw kaart in. Tijdens de wandeling
kunt u nu met het kompas stuk na
stuk van de weg de wandelrich
-
ting aan de hand van de vooraf
opgespoorde peilingrichtingen
controleren.
wordt automatisch gedeac-
tiveerd als de klok naar de
modus “Stand-by” overgaat.